donderdag 29 december 2011

Adembenemende documentaire over Bobby Fischer


Enkele jaren geleden overleed Bobby Fischer (1943-2008). Op het desolate, schaakgekke en inmiddels hopeloos failliete IJsland, waar hij noodgedwongen - hij was werkelijk nergens meer welkom - zijn laatste troosteloze jaren heeft doorgebracht. Gisteren heb ik ademloos zitten kijken naar een anderhalf uur durende documentaire van de hand van Liz Garbus over zijn leven en zijn (politieke en schaaktechnische) betekenis: Bobby Fischer against the world. Oftewel de teloorgang van een genie.

In 1972 speelde Fischer in Reykjavik na een onstuimig verlopen 'voorspel' om het wereldkampioenschap tegen Boris Spasski. Wat in deze 'Match van de Eeuw' op het spel stond was eigenlijk veel méér dan een wereldtitel. Het ging om niets minder dan de vraag welke grootmacht zich in deze barre tijd, waarin de Koude Oorlog hevig woedde, superieur mocht noemen, ook en misschien wel vooral in intellectueel opzicht: de kapitalistische Verenigde Staten of het communistische Oostblok.

Fischer verloor de eerste partij door in een bloedeloos stellinkje pardoes een loper op de tocht te zetten, wat hem uiteraard de partij kostte. De volgende dag kwam hij voor de tweede partij simpelweg helemaal niet opdagen, omdat de organisatie - zo langzamerhand behoorlijk 'Fischer-beu' - volkomen terecht een paar idiote eisen van hem niet wenste in te willigen. Maar daarna veegde hij de vloer aan met Spasski - een toonbeeld van beschaving overigens - en zegevierde uiteindelijk met 12½-8½.
Vanaf dat moment hebben we niet veel meer van Fischer gehoord of gezien, althans niet op de 64 velden. Buiten de schaakarena daarentegen des te meer: zijn antisemitische uitspraken wekten overal afgrijzen, zijn bejubeling van de terroristische aanval op de Twin Towers was voor de hele wereld de druppel. Op dat moment was Fischer al volkomen verloederd. Zijn dood in 2008 was de dood van een verwilderde zwerver die helemaal in zijn eentje dacht te moeten vechten tegen de rest van de wereld. Bobby Fischer, 'genius & madman', was de eenzaamheid zelve.




Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

woensdag 28 december 2011

Opschrijfboekje (III): drie dooie mormels

Laten we het eens hebben over wat aantekeningen van de laatste dagen in mijn opschrijfboekje. Over drie loederige mormels. Twee zijn er naar de gallemiezen, een is de dood.

Kim Jong-il
Eindelijk is het zover, Kim Jong-il, het monster dat miljoenen Noord-Koreanen de dood heeft ingejaagd, is nu zelf het haasje. Hartstikke dood, zo dood als een pier. Moge het aantal wormen en maaien dat zich straks smikkelend & smullend door zijn gemene oogjes naar buiten zal wroeten even groot zijn als het aantal onschuldigen dat hij op zijn geweten heeft. Laat gerechtigheid ons deel zijn.

Een volstrekte idioot was hij, een potsierlijke zot, een godvergeten schurk die zich een ongekend luxueus leven permitteerde terwijl zijn volk crepeerde. Op 19 december zette het weekblad Elsevier de tien meest hardnekkige – en dus op waarheid berustende – geruchten op een rijtje. We vissen er voor de lezer een paar uit.

Een jaar of tien geleden was Kim Jong-il niets en niemand minder dan de uitvinder van de hamburger, in het Noord-Koreaans heel poëtisch ‘Gogigyeopbbang’ geheten. Hij is geprezen en bewierookt om deze culinaire noviteit, de Noord-Koreanen raakten niet uitgepraat over de hemelse vondst van de Grote Leraar. Dat zij zelf doorlopend hun aan de hongerdood gestorven kinderen naar kleine, laatste rustplaatsjes moesten brengen, ach, dat deed er niet toe. Als het de de Vader des Vaderlands maar naar den vleze ging.
Kim was ook een ontzagwekkend golftalent. In 1994 kreeg hij voor het eerst in zijn leven een club in handen en werkte in zijn debuut als golfer de 18 holes meteen maar eventjes af in 38 under par, inclusief vijf ‘holes in one’ (of is het ‘hole in ones’?), een nog nimmer aanschouwde prestatie waarvan geperverteerde, kapitalistische Amerikanen als Tiger Woods niet eens durven te dromen.
Uiteraard werd Kim als heilige geboren. We citeren Elsevier:

“Op het moment van zijn geboorte schitterde een heldere ster aan de hemel, was het ineens lente en kwam er een regenboog tevoorschijn. Als heilige zou de leider ook niet hoeven poepen en plassen.”
Ondertussen hadden ze dit mormel natuurlijk gewoon in zijn wieg moeten smoren. Nu zitten ze daar - en wij hier - opgescheept met zijn zoon Kim Jong-un. Het ventje heeft zo te zien het IQ van een opdrogende HEMA-dweil. Ook hij zal wel niet hoeven te poepen of piesen. Het mormelschap straalt nu al van hem af. Het is wat met deze wereld.

Pius XII
Op 9 november 1958 overleed eindelijk Eugenio Pacelli, beter bekend als paus Pius XII (1939-1958). Zijn verscheiden kwam minstens 19 jaar te laat. Deze reactionair en antisemiet had namelijk nooit op de zetel van Petrus plaats mogen nemen. Als iemand immers in staat was geweest de holocaust een halt toe te roepen, dan was hij het. Hij was namelijk uitstekend op de hoogte van de onbeschrijfelijke moordpartijen zoals die zich in de concentratiekampen voordeden, maar hij sloot er jarenlang willens en wetens zijn ogen voor. Erger nog: tot zijn dood is zijn mond gesloten gebleven.

Uiteindelijk werd hij in 1958 ziek. Doodziek. Onze Lieve Heer stuurde in zijn goedheid ogenblikkelijk een charlatan en kwakzalver van de ergste soort op hem af, de oogarts Galeazzi-Lisi die Pius volkomen onkundig en met zeer bekwame spoed naar de andere kant wist te helpen. Toen hij de geest had gegeven, liet de oogarts een balsemtechniek van eigen makelij op hem los. J.J. Norwich schrijft in zijn monumentale boek De Pausen (waarover in een latere blog meer) wat er gebeurde toen hij in een open lijkkist in een gezapig tempo door Rome werd gereden:

“Deze techniek faalde echter op opmerkelijke wijze. Van tijd tot tijd hoorde men weerzinwekkende oprispingen aan de kist ontsnappen en tijdens de opbaring was de stank zo afgrijselijk dat een van de Zwitserse gardes flauwviel. Ook viel de neus van het lijk af. Het was tot de aanmerkelijke opluchting van alle betrokkenen dat het deksel uiteindelijk weer op de kist werd geschroefd.”
Wie volkomen ten onrechte sterft in de geur van heiligheid moet stinkend verder.

Magere Hein
En dan het derde mormel, Magere Hein. Angst voor dit heerschap is niet meer nodig. Wetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan dat we hem zonder al te veel inspanningen te snel af kunnen zijn. Magere Hein gaat, zo is empirisch vastgesteld, uiterst moeizaam voortstrompelend door het leven. Krekwekdogt las het in Medisch Contact:

“De loopsnelheid van Magere Hein is ongeveer 3 kilometer per uur en met een tempo boven de 5 kilometer per uur kunnen ouderen hem voorblijven. Er is namelijk een verband tussen topsnelheid en mortaliteit bij ouderen."
Ongeveer 1700 mannen van 70 jaar en ouder moesten allemaal een looptest doen en werden daarna 6 jaar gevolgd. In die periode overleden 266 mannen. Onder hen was er geen een die in de looptest een snelheid van 5 kilometer per uur had weten te bereiken. De mannen die daarin wel slaagden hadden een veel grotere kans op overleving. Conclusie: Magere Hein is niet vooruit te branden. Het is maar dat u het weet. Gewoon flink blijven doorstappen.
(Bron: The Grim Reaper, geschreven door Fiona Stanaway e.a. in de kersteditie van het British Medical Journal.)

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

maandag 26 december 2011

'Koosje-Koosje'

Woensdag 28 december, zo meldt de kalender, is de dag van de Onnozele Kinderen. Daarmee wordt de herinnering levend gehouden aan de kindermoord in Bethlehem. Volgens Matteüs had koning Herodes van de Drie Wijzen gehoord dat een pasgeboren kind in dit dorpje ooit de Koning der Joden zou worden. Bedreigd als hij zich voelde gaf hij opdracht alle kinderen tot twee jaar om het leven te brengen.

Pieter Bruegel de Oudere, Kindermoord te Bethlehem. Bruegel, die dit schilderij in 1567 voltooide, had kennelijk zo zijn eigen opvattingen over het klimaat in en rond Bethlehem... Al die winterlandschappen van Bruegel lijken trouwens wel héél erg veel op elkaar. Zie het schilderij in het stukje hieronder.

Matteüs geeft nergens aan over hoeveel kinderen het precies was gegaan, zodat latere geschiedkundigen - en in hun kielzog allerlei hele en halve idioten - alle ruimte hebben gekregen voor de wildste speculaties. Volgens de website van KRO/RKK liepen de schattingen uiteen van enkele tientallen tot maar liefst 144.000 vermoorde kinderen. Dit laatste is natuurlijk bespottelijke onzin, afkomstig van een of andere doorgedraaide zeloot: kinderen van nul tot twee jaar maakten toen ongeveer 3 procent van de totale bevolking uit, wat zou hebben betekend dat het nietige dorpje Bethlehem indertijd een kleine 5 miljoen inwoners moet hebben geteld.

Josephus
Van de evangelisten maakte alleen Matteüs gewag van de kindermoord. Dat geeft op zich al te denken. Maar als dan ook nog eens blijkt dat een van de weinige werkelijk betrouwbare bronnen uit die tijd, de Joodse historicus Titus Flavius Josephus (37-100), evenmin rept over de kindermoord (terwijl hij in zijn boeken de vele wandaden van Herodes breedvoerig naar voren heeft gebracht), dan moeten we ons ernstig afvragen of de kindermoord eigenlijk wel ooit heeft plaatsgevonden. De bewijzen tégen zijn voorlopig heel wat sterker dan de bewijzen vóór.
Dat neemt niet weg dat Onnozele Kinderen nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw bij ons een hoogtijdag is geweest. Daarna is het langzaam maar zeker ondergesneeuwd geraakt door het sinterklaasfeest. Uit mijn eigen kindertijd herinner ik me dat mijn broertje op 28 december voor één dag de baas was. Het kwam erop neer dat hij mocht beslissen wat we zouden eten. Zijn repertoire was beperkt: elk jaar kip, gebakken aardappelen en appelmoes.

Versies
Voor Tilburgse kinderen was Onnozele Kinderen een bijzondere dag. Zij kleedden zich aan als volwassenen en gingen langs de deur om snoep en geld op te halen: een soort Driekoningen derhalve, maar dan met het typisch Tilburgse ‘Koosje-Koosje lied’ in de hoofdrol.
Er waren tal van versies in omloop, van hele nette tot uiterst schunnige. De nette versie begon met ‘Koosje, Koosje is mijn naam, ik ben voor alle dingen bekwaam’. Maar het kon ook zo: ‘Koosje, Koosje is mijn naam, ik heb ’t in mijn broek gedaan, ik zèh de helft ervan verloren en de rest zit vastgevroren’.
Onnozele Kinderen wordt niet meer gevierd. Sinterklaas heeft het pleit definitief in zijn voordeel beslecht. Ik kan er vrede mee hebben: de kindermoord is, zo lijkt het, vokomen uit de duim gezogen door al te ijverige (en waarschijnlijk antisemitische) Kerkvaders. Geef mij dan maar sinterklaas. Die bestaat tenminste.

Foto: Regionaal Archief Tilburg

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 18 december 2011

Fijne kerst

Krekwekdogt en de zijnen wensen iedereen fantastische kerstdagen toe! Laagje sneeuw mag, wij zijn echt niet zo beroerd, maar alleen op eerste en tweede kerstdag. Vanaf 27 december zijn Krekwekdogt en de zijnen er helemaal op uitgekeken. Niks witte nakerst. Opzouten en wegwezen met die rotzooi. Op naar de eerste krokussen!


Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

dinsdag 6 december 2011

Voor de liefhebbers: de aanstaande probleemrubriek in Hoofdlijn 160

Over enkele dagen valt bij de abonnees Hoofdlijn 160 in de bus, een magazine gewijd aan de intrigerende, nobele dampsport. Daarin mag ik al vanaf het allereerste nummer in 1988 - en als we de voorganger DB Magazine meetellen zelfs al vanaf 1977 - een rubriek wijden aan de damproblematiek. Een probleem is een damstelling waarin wit maar op één manier kan winnen. Soms niet zo moeilijk, maar vaak zijn het ingewikkelde puzzels, zelfs voor de doorgewinterde dammer.
Geïnteresseerd in meer? Vraag dan een proefnummer aan bij Hoofdlijn.

hoofdlijn160_krek

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

woensdag 16 november 2011

De zesde pastoor van de Heikant

Na het afscheid van de geliefde Piet Meulemans - hij werd pastoor in Schaijk - kwam de parochie in de Heikant onder de hoede van de norbertijnen. Mgr. Bekkers had Gerard Bots benoemd tot pastoor en Stef Kuypers tot zijn kapelaan. Op 4 oktober 1964 werden zij met het nodige vertoon ingehaald. De tocht voerde van de brug over het Wilhelminakanaal aan het Lijnsheike – de parochiegrens - naar de Schans, waar uiteraard een natje en een droogje wachtten. Dat kon Bots bijzonder waarderen: hij was een bourgondiër pur sang en een zeer innemend mens, zullen we maar zeggen.


• Intocht pastoor Bots (op de foto de ‘witheer’ links) op 4 oktober 1964. Foto: Regionaal Archief Tilburg


Bots kon bogen op een niet-alledaagse achtergrond: hij was voor zijn benoeming in Tilburg-Noord aalmoezenier geweest bij de Koninklijke Marine en in die hoedanigheid uiteraard zeer gehecht aan orde en regelmaat. Dat hebben de Heikanters geweten, in het bijzonder de zondaars die zich elke week staand achterin de kerk plachten op te houden met de bedoeling zich na afloop van de communie zo rap mogelijk naar een van de kroegen in de buurt te spoeden. Daar wist Bots wel raad mee. Als een ware prelaat stelde hij zich bij het begin van de mis voor het altaar op en wenste pas te beginnen als alle gelovigen in de kerkbanken hadden plaatsgenomen, inclusief de heidenen die achter de laatste banken zaten te klaverjassen. Het kon soms even duren voordat de boosdoeners gezeten waren, tot enorme ergernis van alle andere gelovigen.

Graanhandelaar
Gerardus Johannes Bots, was op 29 juli 1916 in Wilnis geboren als het derde kind van de graanhandelaar Paulus Bots (1882-1963) en diens vrouw Maria Antonia Koehorst (1888-1984). Na hem zou Gerard nog tien kinderen geboren zien worden. Twee kinderen traden toe tot de Ordo Canonici Regularis Praemonstratensis (O. Praem.), beter bekend als de premonstratenzers en nog beter als de norbertijnen. Dat waren zijn broer Johannes Anthonius (1921-1990) en Gerard zelf.

Lastige tijd
Bots kwam in een kerkelijk lastige tijd naar Tilburg-Noord. De katholieke kerk was na het aantreden van Johannes XXIII aardig op drift geraakt, maar daarvan was rond De Schans vooralsnog niet veel te merken. Tilburg-Noord was in feite nog steeds een stuk platteland in de stad, de bewoners voelden zich veel meer plattelanders dan Tilburgers. Hun geloofsopvattingen en geloofsbelevening waren in de jaren vijftig blijven steken. Eigenlijk heeft Bots zich nooit echt in Tilburg thuisgevoeld: hij was meer een man van de mondaine wereld. Toch wist hij de Heikantse gemeenschap de nieuwe tijd in te loodsen. Hij lanceerde bijvoorbeeld – want in de verte doemden financiële zorgen op – de vaste kerkbijdrage, stond aan de basis van allerlei gespreksgroepen en was en passant verantwoordelijk voor de hoognodige restauratie van de kerk. En als het aan hem had gelegen waren er op de Schans ook nog eens een aantal appartementen gebouwd voor zijn kapelaans en zijn moeder. De tekeningen lagen klaar, maar zijn het stadium van de keukentafel in de pastorie nooit ontstegen. Dat had veel met zijn gezondheid te maken: die werd almaar slechter, voor hem reden om in 1970 terug te treden.

Er is weinig terug te vinden over hoe het hem daarna is vergaan. Vast staat echter dat de ouders en kinderen Bots bijzonder sterke mensen zijn geweest. Het gros bereikte een zeer hoge leeftijd. Dat gold ook voor Gerard, hoe broos zijn gezondheid in 1970 ook geweest moge zijn. Hij overleed op 8 september 2003 in Haarlem op ruim 87-jarige leeftijd.

• De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
• De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
• De derde pastoor van de Heikant: lees hier
• De vierde pastoor van de Heikant: lees hier
• De vijfde pastoor van de Heikant: lees hier.

(Gepubliceerd in 'Mooi Meegenomen', december 2011)

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zaterdag 5 november 2011

Het heksenboek

Na het succesvolle 'Koorts en Honger' komt radioloog Hans van den Broek over enkele maanden met een nieuw boek op de markt: 'Wonderen in het zonlicht'. Ook dit belooft weer een heel bijzondere bijdrage te worden aan de medische geschiedenis. Een inkijkje:

"De Deurnese arts en geschiedkundige, Hans van den Broek, [1948,‘s-Hertogenbosch] heeft nu een boek geschreven over de raakvlakken tussen de geneeskunde en de vele wonderen uit de periode 1300 tot 1750.
Hij heeft 2500 wonderen-mirakels uit Aerle-Rixtel, Amersfoort, Arnhem, Bolsward, Boxmeer, Brugge, Delft, Dordrecht, Halle, Handel, ‘s-Hertogenbosch, Kevelaer, Maastricht, Niervaert, Ommel, Rhenen, Stiphout en Scherpenheuvel tegen het licht gehouden. In deze mirakels blijken veel wetenswaardigheden en eigenaardigheden verborgen. Hans brengt ze graag en met humor voor het voetlicht.
Wat kunt U in het boek vinden? Waarom lamme kinderen hun krukken weggooien en ineens gaan lopen. Hoe gek men kon worden van de angst voor de duivel? Waarom botten na jaren weer op hun plaats schieten? Dat je vroeger echt alleen maar kon afwachten bij een niersteen. Wat je moest doen met een navelbreuk. Wat er gebeurde als je in de oorlog gewond was geraakt door een pijl. Wat men deed met verdronken kinderen. Hoe men een doodgeboren kind naar de hemel liet gaan. Wie de kramende vrouwen in een noodsituatie hielp. Waarom je blind werd na de mazelen. Wat een moeder met een kind met koortsstuipen deed. Lees over de eerste patiënten met syfilis in Nederland. Kijk wat gebeurde met kinderen die bijna stikten door wat ze in hun mondje stopten. Schrik mee bij een slag door de bliksem. Lees en realiseer U hoeveel honger er steeds weer geleden werd. Tussen alle wonderen door komen onverwachte juweeltjes aan vergeten kennis boven water over eieren, kippenveren, kaarsen, naamgeving van een Heilige, gebruik van kleuren, wisselkinderen en de gang van zaken rond het sterven. Laat U verrassen door de vele kleine vondsten. Denk mee met de bedachte oplossingen.
Met andere woorden: laat deze dokter U bij de hand nemen bij een rondwandeling door het religieuze landschap rond de 16e eeuw."

Dat belooft wat, waarde lezer! Uiteraard houd ik u op de hoogte zodra meer bekend is over de publicatiedatum, prijs en wat dies meer zij.

Tijdens zijn onderzoek naar medische wonderen in het Oost-Brabantse stuitte Van den Broek ook op de nodige verbazingwekkende verhalen over hekserij. Die verhalen pasten niet in zijn boek, maar hij vond het materiaal te prachtig om er niets mee te doen. Daarom schreef hij een lijvig artikel voor de lokale heemkundekring. En voor de lezer van deze blog. Lees en geniet!

het heksenboek

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

vrijdag 7 oktober 2011

Plaszak

Gezeten in een van de beruchte Sprinters van de NS mocht ik het onuitsprekelijk genoegen smaken getuige te zijn van de conversatie van twee NS-employees (dat schrijf ik nu wel met zoveel aplomb, maar voor hetzelfde geld waren het twee exemplaren van dat vermaledijde leger armzaligen van geest in dienst van ProRail). Hoe het ook zij, één van de twee wist smeuïg te verhalen over de miskoop van de eeuw: de Sprinter Lighttrain, het treintje dus waarin ik op dat moment genoeglijk getuige zat te wezen.

Hij had er geen hoge pet van op, van de Sprinter. “Het is een softwarematige ramp”, vertelde hij. “Er zijn vierbakken en zesbakken. De vierbakken worden geproduceerd door Bombardier, de zesbakken door Siemens. Omdat de software niet goed op elkaar is afgestemd, leveren ze voortdurend problemen op. Loskoppelen van de vier- en zesbak veroorzaakt grote vertragingen, vastkoppelen ook.”

Vertel mij wat, dacht ik. In de tijd die ik met het vruchteloos aan- en afkoppelen de laatste jaren heb verprutst, had ik met succes een doorwrochte geschiedenis van de opkomst en ondergang van het Nederlands koningshuis kunnen schrijven.

“Ze schieten bij een beetje smeltwater onmiddellijk in de storing, de deuren zijn van bordkarton en weigeren doorlopend te sluiten of open te gaan, de intercom produceert alleen maar een hoop gekraak en gepiep, de stoelen bezorgen je een hernia, de airco functioneert matig en zo kan ik nog een tijdje doorgaan.”
“En je kunt er ook nergens piesen”, deed zijn maat een duit in het zakje.

Maar dat wordt opgelost. We krijgen plaszakken, werd vandaag bekend, waarin we onder de neus van de machinist – in vakjargon: de werkplek - ons plasje af kunnen leveren. De plaszakkenproducent wist de NOS bovendien te vertellen dat hij desgewenst ook poepzakken kan leveren. Wat een weelde, waarde lezer! Ondanks dat: grote verbazing, afkeer en hilariteit in heel Nederland.


Ben ik dan de enige die straks, als het nodig is, maar al te graag bij de machinist zijn aardappelen af zal gieten? Ooit een plasje gemaakt op een echte treintoilet? Precies, dan praat je wel anders.



Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

woensdag 5 oktober 2011

Mgr. dr. G.W.J. van Z. B., moordenaar

Een jaar nadat de Tilburgse publicist Ed Schilders in 1988 Moordhoek het licht had doen zien, gaf hij op http://www.historietilburg.nl/ een overzicht van de reacties die zijn boek had opgeleverd. Positieve, maar ook nogal wat boze. Van de Zinnicq Bergmannen bijvoorbeeld die zich achtentachtig jaar na dato nog geroepen voelden om de eer van de familie veilig te stellen, en zelfs van dr. J. Peijnenburg, archivaris van het bisdom Den Bosch en eminent historicus, maar te veel priester om zich neer te kunnen leggen bij de conclusie van Schilders: pastoor Van Zinnicq Bergmann had in 1900 in de Noordhoekse kerk naar alle waarschijnlijkheid Marietje Kessels verkracht en vermoord. En was ermee weggekomen.

Afgelopen week verscheen het boek De moord op Marietje Kessels van de hand van Godelieve Kessels, nichtje van het slachtoffer. Hierin bevestigt zij op overtuigende wijze dat de pastoor inderdaad de moordenaar is geweest en dat de rooms-katholieke kerk daarna een vuil spelletje heeft gespeeld om deze afschuwelijke daad 'sub rosa' te houden. Het boek is uitvoerig in de media aan de orde geweest en haalde zelfs het NOS Journaal :




Wijwater
Van Zinnicq Bergmann werd op 5 januari 1851 in Vught geboren. Na het gymnasium bezocht hij het kleinseminarie in St. Michielsgestel, het grootseminarie in Haaren en promoveerde in Rome in de godgeleerdheid. Tien jaar diende hij aansluitend de kerk als kapelaan in Eindhoven, waarna hij naar Tilburg werd geroepen om als bouwpastoor de Noordhoekse kerk te bouwen, een aan het Heilig Hart gewijde tempel, om de plaatselijke krant maar eens te citeren. 

Van die kant had de pastoor weinig te vrezen. Ze droegen hem op handen, de journalisten van de Nieuwe Tilburgsche Courant. Dat bleek ook na zijn overlijden: de courant kwam woorden te kort om de grootheid van de prelaat te schilderen. Dagenlang werden de Tilburgers, die zo hun ernstige vermoedens moeten hebben gehad, getrakteerd op in wijwater gedoopte hagiografische stukken, waarin Van Zinnicq Bergmann naar voren trad als nog net geen heilige.

Drankbestrijding
Toch vertoonde zijn curriculum in grote trekken dezelfde mijlpalen als die van zijn collega's. Bij de Katholieke Sociale Actie waren vrijwel alle geestelijken wel op een of andere manier betrokken, zijn voorzitterschap van de Tilburgse Gezondheidscommissie was nu eenmaal inherent aan zijn functie en zijn betrokkenheid bij de drankbestrijding mag met een gerust hart een beroepsdeformatie van de toenmalige geestelijkheid worden genoemd: allemaal zaten ze in dit soort verenigingen en allemaal laafden zij zich na afloop van de bijeenkomsten met genoegen aan een goed glas en een goeie sigaar. En dan was hij nog Geheim Kamerheer van paus Pius X, een zachtmoedig zij het aartsconservatief mens. Wat deze functie precies inhield, onttrekt zich helaas aan mijn gezichtsveld.

Poeder
Op 25 oktober 1910 las de Tilburger in zijn Nieuwe Tilburgsche Courant:

“Met wijziging van ons bericht van l.l. Vrijdag kunnen wij mededelen, dat pastoor dr. Mgr. van Zinnicq Bergmann, zich tot ondergaan eener operatie heeft gesteld onder behandeling van dr. Freriks in het gesticht der eerw. Broeders van St. Johannes de Deo, en zijn volledig herstel binnen kort kan worden verwacht. (Hsg.)”
Op zondag 6 november voelde de pastoor zich niet goed. Hij vroeg de ziekenbroeder van het Bossche ziekenhuis om een poeder. Het waren zijn laatste woorden. Voor welke aandoening hij moest worden opgenomen, is niet bekend, maar een slecht geweten is het vast niet geweest.

Godelieve Kessels beschrijft in haar boek hoe enige tijd na de moord vader Kessels bezoek kreeg van twee hoogwaardigheidsbekleders uit Rome. Sindsdien heeft de doofpot 111 jaar zijn werk gedaan. En als het aan het bisdom Den Bosch ligt, blijft dit zo. Een woordvoerder liet weten dat elk bewijs ontbreekt. There's a method in the madness, wist Shakespeare al.

Bronnen
© foto: Regionaal Archief Tilburg


Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 2 oktober 2011

Eerste paddenstoel, maar wat voor een?

Ook al drijft de oudenwijvenzomer de temperaturen op tot ongekende en bijzonder aangename hoogten, toch zijn de eerste tekenen van de herfst onmiskenbaar aanwezig. In mijn tuin heeft zich inmiddels de eerste paddenstoel aangediend, eentje die zich op de verweerde boomstronk van een wilg uitstekend thuisvoelt. Wat doe je in zo'n geval? Je maakt een foto en raadpleegt google om erachter te komen hoe het ding heet. Maar daar kwam ik niet uit, waarde lezer. Is het een telg uit de familie der stekelzwammen? Welke mycoloog biedt uitkomst?


Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

dinsdag 27 september 2011

De vijfde pastoor van de Heikant

Na het overlijden van de waardige, enigszins vormelijke pastoor Frans Hoffmans kreeg de Heikant te maken met een herder die ogenblikkelijk de harten stal van de parochianen. Goedlachs, opgewekt, hartelijk en humoristisch, dat waren de wezenskenmerken van Petrus Antonius Franciscus Meulemans, kortweg Piet.

Piet Meulemans, op 2 juli 1907 geboren in Ravenstein, werd in 1933 als kapelaan naar het Gelderse Winssen gestuurd, diende aansluitend van 1936 tot 1947 de nieuwe parochie ‘Waterkwartier’ in Nijmegen en kwam toen voor het eerst in Tilburg terecht, in de Heuvelse kerk om precies te zijn. In 1955, na meer dan twintig jaar ‘herdershond’ te zijn geweest, kreeg Meulemans te horen dat het de bisschop had behaagd hem tot pastoor te benoemen – het werd waarachtig tijd! Zijn drie jaar jongere broer Frans zou enkele jaren later, in 1960, pastoor worden van de parochie Ringbaan West (H. Margarita Maria).

Feestklanken
Op 10 juni 1958 vierde Meulemans zijn zilveren priesterfeest. Het werd door de Heikanters groots aangepakt. Zo groots dat zelfs nu, meer dan een halve eeuw later, op gezette tijden in de Mariakerk nog de feestklanken te horen zijn: het priesterfeest was voor de parochianen namelijk aanleiding geweest de Harmonie Heikant op te richten, sindsdien een graag geziene muzikale gast tijdens kerkelijke hoogtijdagen.

Conservatief bolwerk
Toen Meulemans naar Tilburg kwam, maakte het conservatieve roomse bolwerk een ongekende bloeiperiode door. De tijden veranderden echter. Uitgerekend rond de dagen waarop de Heikant zijn parochieherder in de bloemen zette, schetste aartsbisschop Alfrink In Utrecht de contouren van een progressieve(re) kerkprovincie, werd in Nijmegen een jonge vooruitstrevende theoloog, Schillebeeckx, tot hoogleraar benoemd, besteeg in Rome ene Johannes XXIII de zetel van Petrus en begroette het bisdom Den Bosch niet lang erna mgr. Bekkers als bisschop.

Moderne tijden
In het nog steeds erg landelijke noorden van Tilburg viel van deze belangwekkende ontwikkelingen aanvankelijk weinig te bespeuren. Onder Meulemans voltrok het kerkelijke leven zich gewoon zoals het zich al vele tientallen jaren had voltrokken, met elk jaar de viering van Peerke Donders’ geboortedag als het onbetwiste hoogtepunt. Toch gingen ook aan de Heikant de moderne tijden niet voorbij. Zo viel in 1964 het besluit dat de parochie voortaan bediend zou worden door de Norbertijnen. Piet Meulemans werd pastoor in Schaijk, op een steenworp afstand van de plaats waar hij in 1907 geboren was.
In de jaren zeventig begon hij met zijn gezondheid te tobben. Op 4 oktober 1975 is pastoor Piet Meulemans overleden. Het was een grauwe, regenachtige dag.

De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
De derde pastoor van de Heikant: lees hier
De vierde pastoor van de Heikant: lees hier

(Gepubliceerd in 'Mooi Meegenomen', oktober 2011)

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 4 september 2011

De mooiste Toccata

Hemelse muziek? Dan komen we voor mij al snel uit bij Lennon & McCartney, hart en ziel van The Beatles. Maar hoe ontroerend en vernieuwend hun songs ook waren, toch zullen zij genoegen moeten nemen met een tweede stek: ver verheven boven alles en iedereen staat namelijk Johann Sebastian Bach (1685-1750). Als zijn onaardse composities dan ook nog ten gehore worden gebracht door een gerenommeerde Bach-vertolker, hou ik het met de beste wil van de wereld niet meer droog.

De grootste Bach-vertolker was de Duitser Karl Richter. Hij werd op 15 oktober 1926 geboren in het historische stadje Plauen (Saksen), studeerde in Dresden en Leipzig en werd op de ongehoord jonge leeftijd van 21 jaar organist in de Thomaskirche in Leipzig, waar ook Bach zelf van 1723 tot zijn dood als cantor aan verbonden was geweest. In 1951 verhuisde Richter naar München en bouwde daar een wereldfaam op met zijn eigenzinnige, maar o zo weldadige Bach-interpretaties.
Op 15 februari 1981 kwam een eind aan het leven van Karl Richter. Hij overleed op slechts 54-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hartaanval.

Richters vertolking van de wonderschone Toccata, zoals hij die ergens in de jaren zestig in de basiliek van het Beierse plaatsje Ottobeuren liet registreren, slaat alles.



Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl


woensdag 31 augustus 2011

FedEx understands

FedEx, een gigant in het vervoer van alles wat los en vast zit, is enkele jaren geleden in de VS onsterfelijk geworden dankzij een beauty van een campagne. De campagne heeft drie centrale thema's: de FedEx Cup (een prestigieus golftoernooi), de opmerkelijke voorliefde van de werknemers voor alles behalve werk en de niet minder opmerkelijke rust waarmee de bazen deze voorliefde lijken te tolereren. Er zijn overigens meer geraffineerde manieren om baasjes om de tuin te leiden. Fraai voorbeeld in het derde filmpje.










Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 14 augustus 2011

De vierde pastoor van de Heikant

Misschien hebben enkele hoogbejaarden in de Heikant het nog bewust meegemaakt, die sombere dag in maart 1936. Het was koud – net boven het vriespunt – en de zon liet zich de hele dag niet zien, maar dat weerhield de gelovigen er niet van om massaal de plechtige uitvaartdienst van pastoor Sprengers bij te wonen en hem daarna naar zijn laatste rustplaats in de schaduw van de grote kastanje te brengen.

Natuurlijk was de stemming bedrukt, ook al hebben de Heikanters nooit goed geweten wat ze aanmoesten met die Sprengers, die de parochie uiteindelijk maar honderd dagen zou dienen. De verhalen werden weer opgehaald: over hoe hij op de eerste dag de beste in de pastorie alle vitrages had laten verwijderen omdat hij vond dat iedereen moest kunnen zien wat er daarbinnen gebeurde. Dat hij meer van die vooruitstrevende denkbeelden en nieuwlichterijen had gehad waarmee ze niet goed raad hadden geweten. En dat hij ook nog eens zomaar van het ene moment op het andere ertussenuit was gepiept: net iets voor hem. Geen wonder dat ze nooit de kans hadden gehad om aan hem te wennen en hem te leren waarderen.
Zo spraken de Heikanters over Vincentius Sprengers, terwijl ze na afloop van alle plechtigheden in een van de cafés achter een borrel zaten.

Frans Hoffmans
De opvolger was een oude bekende. Franciscus Johannes Wilhelmus Hoffmans had namelijk al van 1916 tot 1918 als kapelaan in de parochie rondgelopen. Hij was in 1891 geboren in Waalwijk en was meteen na zijn priesterwijding als jong broekske naar de Heikant gestuurd, waar hij te maken kreeg met een pastoor van de oude stempel, de vuurvreter en Peerke-vereerder Van de Veerdonk. In 1918 werd Frans Hoffmans kapelaan in Nijmegen, van 1921 tot zijn komst naar de Heikant mocht hij de bisschop dienen in de Sint-Jan in Den Bosch. Hij werd dan ook benijd door alle ‘herdershonden’ van toen, maar was toch verheugd over zijn promotie naar de mooie Mariakerk. Eindelijk pastoor! En dan ook nog in een parochie die hij van binnen en van buiten kende en lief had.

Boeren en melk

Hoffmans werd vrijwel altijd biddend aangetroffen. Na zijn overlijden schreef de Nieuwe Tilbugsche Courant: “Hij was een zeer geziene figuur bij de parochianen, die vooral in hem waardeerden, dat hij zo’n grote waarde hechtte aan het persoonlijke gebedsleven”. Nuchter beschouwd zal de Heikanter van toen, anders dan de journalist van de plaatselijke krant wilde doen geloven, hele andere dingen in hem hebben gewaardeerd. Het feit bijvoorbeeld dat hij bij uitstek een sociale pastoor was, een pastoor die zich begaan voelde met het lot van de gewone Tilburger. Frans Hoffmans was nauw betrokken bij het werk van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond en had letterlijk en figuurlijk veel in de melk te brokkelen bij de C.T.M., de Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek die gevestigd was aan het Wilhelminapark. Ook de bedevaart naar Scherpenheuvel lag na aan zijn hart.

Restauratie
Al vanaf Pinksteren 1952 was de parochie bezig met de voorbereiding van de viering van Hoffmans’ veertigjarig priesterjubileum in 1956. Er werd op grote schaal geld ingezameld om hem het cadeau te geven waarom hij had gevraagd: genoeg geld om de Mariakerk te restaureren. Het geld kwam er en er werd al druk aan de algehele opknapbeurt gewerkt. Hoffmans heeft de voltooiing van de restauratie echter niet meer mogen meemaken. Op vrijdagavond 11 februari 1955 was hij na een vergadering over de bedevaart naar Scherpenheuvel onwel geworden. In de vroege ochtend van zaterdag 12 februari overleed hij aan de gevolgen van wat ongetwijfeld een hartaanval is geweest. “Een godvrezende opgeruimde figuur ging heen”, kopte de Nieuwe Tilburgsche Courant die dag. Op woensdag 15 februari 1955 nam de Heikant afscheid van een vroom mens met een groot en vooral sociaal hart.

(Gepubliceerd in 'Mooi Meegenomen', augustus 2011)

Foto: Regionaal Archief Tilburg

De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
De derde pastoor van de Heikant: lees hier

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zaterdag 13 augustus 2011

Willem II’s stoommachine

Onwillekeurig gingen mijn gedachten gisteren tijdens de zouteloze pot tussen Willem II en Go Ahead Eagles (1-1) terug naar betere tijden, tijden waarin het kortgeschoren gras aan de Goirleseweg nog werd bevolkt door persoonlijkheden, mannen die in hun eentje een oorlog konden winnen. Op zaterdagavond 16 september 1989 bijvoorbeeld, Willem II-Fortuna Sittard.

Het weer was toen even beroerd als nu. Het regende, er stond een ruige wind en de temperatuur bleef fors onder de maat. Gelukkig was de wedstrijd tegen de Fortunezen hartverwarmend. Willem II won die avond overtuigend met 2-0. Namens de Tricolores stonden onder anderen Van Gobbel, Feskens en Brocken op het veld. Maar de winst was vooral te danken aan een ander monument, een onvervalste stoommachine van Britse makelij. Zijn naam: David McKie Loggie. Hij scoorde in de 19e en 48e minuut en werd vervolgens door het onmenselijk harde centrale verdedigingsduo Duut & Liesdek snoeihard onderuitgehaald. Het was een teken van onmacht, radeloosheid en irritatie.
Toen Loggie, ondersteund door twee medewerkers van Willem II’s medische staf, het veld verliet, stak hij ten afscheid zijn hand in de lucht, maar hij begreep meteen dat van een gladiator een meer tot de verbeelding sprekende afgang mocht worden verwacht. Net voor de tunnel hield hij daarom halt, hees zich tussen de medische beroepsbeoefenaren in volle lengte, 1,81 meter, op en schudde met een vreemde grimas driemaal met zijn vuist. Toen kromp hij weer ineen en liet zich gewillig door de regenjassen afvoeren naar de medische inspectie en de doucheruimte.

Onaardige gedachte
Terwijl hij een paar meter voor mij met een gebalde vuist vlak voor de tunnel verpoosde, ging er een onaardige gedachte door mij heen: zouden de Nederlandse velden ooit een lelijkere voetballer hebben mogen aanschouwen? Want laten we eerlijk zijn, een móóie voetballer was Loggie niet. Hij hield er een rare motoriek op na, liep bonkig en stroef, passeerde tegenstanders puur op kracht en was op zijn best in scrimmage-achtige situaties, waarin techniek en souplesse loze begrippen waren.
Daar kwam nog bij dat zijn optreden extra cachet kreeg door zijn kaalheid (een nadeel bij het koppen, aldus de onvergetelijke Vlaamse sportverslaggever De Saedeleer: geen krijt op de pomerans), zijn angstaanjagende dijen, zijn voortdurend op storm staande gelaatstrekken en zijn alles overheersende neus. Geen wonder dat complete verdedigingen bij het opstomen van dit vervaarlijk ogend fenomeen doorgaans even slikten en eerbiedig opzij stapten. Helaas waren niet alle tegenstanders van toen doordrongen van enig historisch besef. Deze materialistische cultuurbarbaren bleken meer prijs te stellen op hun schamele winstpremie dan op het behoud van ons industrieel erfgoed.
Ik mis hem nog steeds. Met een robuuste stoommachine van het kaliber David McKie Loggie hadden de Eagles het gisteren mooi kunnen schudden.

David Loggie sloot in 1993 zijn loopbaan als profvoetballer af bij AZ en is daarna in Nederland blijven hangen. Hij verdient nu zijn brood als autoverkoper in de kop van Noord-Holland. Klik hier voor een hoogst amusant verhaal van David Loggie anno 2011.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

woensdag 3 augustus 2011

Paraskevidekatriafobie

Op donderdag 12 mei van dit jaar las ik in NRC een woord dat ik nog niet kende: paraskevidekatriafobie, oftewel angst voor vrijdag de 13e. Dat zet een mens aan het denken, zeker met in het achterhoofd een woord dat ik vele jaren geleden mocht horen en toen maar wat grappig vond: pedopyrofilatelist, oftewel iemand die graag kinderpostzegels in brand steekt.
Die woorden zijn met wat goede wil eindeloos uit te breiden. Ik geef er drie, maar houd me aanbevolen voor verdere, nog omvangrijkere vondsten.

• Pseudoclaustropedofilatelopyromaan
iemand die net doet alsof hij graag in kleine ruimten kinderpostzegels in brand steekt;
• Pseudoclaustroparaskevidekatriofobipyromaan
iemand die net doet alsof hij bang is om op vrijdag de 13e brand te stichten in een kleine ruimte;
• Pseudoclaustroparaskevidekatriafobikleptopedofilatelopyromaan
iemand die net doet alsof hij bang is om op vrijdag de 13e gestolen kinderpostzegels in een kleine ruimte in brand te steken.

Da's andere koek dan wat Van Dale beschouwt als het langste reguliere woord in de Nederlandse taal: meervoudigepersoonlijkheidsstoornis. Op de tweede plaats staat wapenstilstandsonderhandelingen. Ik geef graag het woord aan de lezer!

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

dinsdag 26 juli 2011

Al één jaar!

Vandaag een heuglijke gebeurtenis voor een trotse opa en oma. Flynt is één jaar geworden. Het opdweilen van de taartresten heeft wat tijd gekost, maar daarna is ons prachtige kleinzoontje geducht in de watten gelegd. Waarvan akte.


Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 10 juli 2011

"Where the Hell is Matt?"

Ongeveer 38 miljoen keer op YouTube bekeken. Een van de grappigste en eigenlijk ook ontroerendste videoclips die ik de laatste jaren heb gezien. De productie van deze uit 2008 daterende clip nam 14 maanden in beslag, voerde langs tal van plaatsen in 42 landen - waaronder Lisse en Amsterdam - en telde duizenden (vrijwillige) medewerkers.
Matt, jongen, je brengt vreugde in het hart van een aankomend ouwe man. Eeuwig zal ik je in mijn gebeden gedenken.

Bezoek ook de aan deze bijzondere clip gewijde website.



Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

Over een Grote Onbekende: Benjamin Morkus

In de fraaie historische stad Vilnius, Litouwen, woont Benjamin Morkus, momenteel waarschijnlijk de beste damproblemist ter wereld – en zo niet, dan toch minstens de technisch meest begaafde. Maar wie is die Benjamin Morkus eigenlijk? Ik tast in het duister, waarde lezer.

Al sedert 2004 doe ik pogingen om meer over dit fenomeen te weten te komen, maar verzoeken op allerlei Oost-Europese forums, bijvoorbeeld om zoiets simpels als een (e-mail)adres te achterhalen, werden tot nu toe gewoonweg niet beantwoord. Oost-Europeanen zijn kennelijk niet zo van de communicatie. Ik moet het daarom doen met hetgeen internet prijsgeeft. En dat is, behalve dan een verdwaalde foto op de website van zijn landgenoot Algimantas Kačiuška, bitter weinig. Wie de bekende zoekmachines erop loslaat, stuit telkens op ene ingenieur Morkus die zijn leven wijdt aan het bestrijden van mobieltjes, omdat die glioblastomen, hersentumoren, zouden veroorzaken. Het is inmiddels een oud verhaal dat elk jaar wel weer ergens breed in de pers wordt uitgemeten. Ondertussen heb ik echter geen idee of het hier om ‘onze’ Morkus gaat. Mocht dat onverhoopt wel het geval zijn, dan hoef ik ook al geen telefoontje van hem te verwachten.

‘Zware jongens’
Benjamin werd in 1961 geboren als zoon van Tadikas Morkus (1933), zelf ook een technisch vaardig problemist (zie diagram 1), zij het stukken minder dan Benjamin. Tadikas werd dan ook bijzonder snel overvleugeld door zijn zoon. Al op twaalfjarige leeftijd – met geprangd gemoed moet ik melden dat ik op die leeftijd net de Haarlemmer onder de knie had – produceerde Benjamin een eersteling (d. 2) die een jarenlange ervaring deed vermoeden. Alleen het slot is niet helemaal in de haak, omdat wit na de damafname en na (20) zowel naar 39 als naar 40 kan. Maar toch: vergeleken met de vele eerstelingen van even zovele problemisten staat dit probleem op eenzame hoogte. De reacties waren gemengd. De meeste critici vermoedden de hand van de vader, slechts enkelen begrepen dat een ontzagwekkend talent was opgestaan. En zij kregen gelijk. Morkus heeft zich sedertdien ontwikkeld tot een duivelskunstenaar die de meest onmogelijke slagsystemen, waarin telkens daverende meerslagen en een groot aantal witte en zwarte dammen de hoofdrol spelen, wist vorm te geven. Hij won tal van concoursen en kreeg in 2002 de titel GMIP (internationaal grootmeester in de damproblematiek) toebedeeld.
Morkus’ laatste grote succes dateert van vorig jaar, toen hij in het internationaal concours van Litouwen in de rubriek ‘zware jongens’ met voorsprong de eerste prijs in de wacht sleepte (d.3). In dit onwaarschijnlijke probleem zie we twee zwarte dammen, maar de show wordt gestolen door de vier (!) witte dammen die allemaal (!) worden geofferd.
Op de site van Eric van Dusseldorp kan de liefhebber kennis nemen van een groot aantal knoeperds van Morkus. Ik wil hier een vijftal problemen laten zien die met name dateren uit zijn beginjaren (Morkus kwam vanaf de tweede helft van de jaren tachtig goed op stoom). Het is voor Morkus’ doen relatief klein spul, maar ondanks dat staat het bord telkens binnen de kortste keren volledig in brand.



Oplossingen
1. 14, 250, 42, 41, 8, 3, 7, 8, 10, 1, 18.
2. 20, 11, 3, 30, 44, 44.
3. 2 (44) 2-8!, 2, 43, 30, 24!, 7, 18!, 3, 40, 1, 21, 19 (36) 461, 24, 24.
4. 261, 17, 30!!, een krankzinnig zetje, 23!, 3, 24, 43.
5. Een stille zet (in de problematiek een zeldzaamheid) dwingt zwart tot een kleine combinatie naar dam, waarna wit er op een magistrale manier een eind aan maakt: 30! (10, 36, 47) 24!, 33, 34, 34.
6. 21, 3, 34. Ook nu heeft zwart weinig anders dan de tegenactie (7, 39, 48) 20!!, 1, 5.
7. 428, 383, 31, 41, 12!!, 3, 25x5, 19, 35.
8. 19, 394!, 3, 12-8, 9, 4, 7, 17, 17.
9. 31, 2, 42, 7, 29, 24, 34, 34. Na het molenwiekje staat ineens een schitterend meerslagje op het bord.

(Gepubliceerd in dammagazine Hoofdlijn 156, juni 2011)

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zaterdag 2 juli 2011

Historische documentaires over het schaakspel op geschiedenis24.nl

Over de vraag wat nu eigenlijk de mooiste sport is kunnen we kort zijn: het nobele damspel (ook al spreekt schaker Donner in de film waarop de lezer verderop in deze blog zal stuiten over een magnetisch schaakbordje met stukken die wel wat op damschijven lijken ‘maar niet de uniformiteit vertonen die het dammen zo afschuwelijk maakt’). Op de tweede plaats komt het edele schaken, want wij koesteren geen wraakgevoelens en komen gewoon voor onze oprechte mening uit. De beoefenaars van beide denksporten zijn overigens zonder uitzondering ook buitengemeen boeiend. Lees en kijk.

Liefhebbers van historische documentaires over het schaken komen de komende week op geschiedenis24.nl volledig aan hun trekken. Een van de documentaires gaat over ‘Bobby Fischer, de dolende koning’, die in 2003 door NOS Studio Sport werd uitgezonden. In 1975 presenteerde de NOS een portret van schaker prof. dr. Max Euwe, in 1935 de eerste Nederlandse wereldkampioen. De aardigste is echter de VPRO-documentaire met de intrigerende titel ‘De liefde tot het hout’ (1979) waarin het beroepsschaken onder de loep wordt genomen en waarin Donner zijn hierboven aangehaalde, onbezonnen uitspraak deed. Hij had het patent op dit soort uitspraken en wist daarmee telkens tot zijn intens genoegen hele volksstammen tegen zich in het harnas te jagen. Eerder heb ik al geschreven over zijn mening over schakende vrouwen.

Klik hier voor de hele documentaire en geniet. Op geschiedenis24.nl kan nu al ook de documentaire over Euwe worden bekeken.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 26 juni 2011

Tweede kleine compositiewedstrijd dammagazine Hoofdlijn

Net als vorig jaar organiseer ik voor de damproblemisten onder ons (en zij die dat willen worden) ook dit jaar in het dammagazine Hoofdlijn een zomers Klein Compositiewedstrijdje (KC). Een en ander zal in de op stapel staande 156e editie van Hoofdlijn uit de doeken worden gedaan. Vorig jaar kende de KC drie categorieën met opdrachten die aan de pittige kant waren, misschien zelfs te moeilijk. Daarom dit keer slechts één categorie en een opdracht die iedereen, inclusief beginnende problemisten, tot iets bijzonders moet kunnen inspireren. Hier volgen de spelregels.

Maak een probleem dat rechtstreeks of via een motief eindigt in een naturel (dam of schijf) op veld 17. Aanvullende voorwaarden:
1. De ingezonden problemen dienen eerste publicaties te zijn;
2. Geen dammen in de aanvangsstand;
3. Minimaal 12x12. Het is nu eenmaal altijd lastig om kleine met grote problemen te vergelijken;
4. Maximaal drie problemen per deelnemer;
5. Inzendingen dienen uiterlijk 1 september 2011 bij mij binnen te zijn per post (Overlangelstraat 15, 5045 SR Tilburg) of per e-mail (hwilsens@planet.nl).

De jury zal worden gevormd door de oplossers.

Prijzen
Het gaat net niet om des keizers baard. Voor de winnaar liggen, naast eeuwige roem, twee tientjes klaar, voor de nummer twee 10 euro. De beste oplosser kan rekenen op 20 euro. Oplossingen van de vaste deelnemers aan ‘de ladder’ worden op de ladder meegenomen.

Over twee onsterfelijken die toch gingen

De dood is een onverteerbaar verschijnsel. Daarom heeft de mens, vanaf het moment waarop hij zich van dit onomkeerbare fenomeen bewust geworden is, altijd gezocht naar een elixer dat de eeuwige jeugd zou brengen en naar slinkse manieren om de dood te slim af te zijn, als het moest door een pact met de duivel te sluiten. Anderen kozen een minder moeizame route: zij verklaarden zich simpelweg onsterfelijk. Lou de Palingboer en Harry Mulisch bijvoorbeeld.

Lou de Palingboer, bij de burgerlijke stand bekend als Louwrens Voorthuijzen, werd op 19 februari 1898 geboren in Anna Paulowna. Hij raakte al op vroege leeftijd verstrikt in de netten van dubieuze protestantse sekten. Hij was, zo wil de overlevering, een charismatisch man, hoewel de foto’s en films met Lou in de hoofdrol vooral een boers type laten zien met een nagenoeg tandeloze mond, een enorme pens en weinig flatteuze broeken die - dankzij oerdegelijke bretels waarmee (want we willen niet overdrijven) een niet al te omvangrijke vrachtwagen uit een kanaal kon worden getrokken - zowat tot zijn schouders reikten. Op wikipedia valt te lezen hoe Lou tot het besef kwam dat hij onsterfelijk was. Sterker nog, dat hij niemand anders was dan God in eigen persoon:
“In 1927 heeft Voorthuijzen naar eigen zeggen een mystieke ervaring gehad die voor hem aanleiding was geweest om vanaf 1950 te komen tot zijn verkondiging. Aan het strand van de Zuiderzee had hij 's nachts een ster gezien terwijl hij de woorden Zie het teken van de Zoon des Mensen hoorde, aldus Voorthuijzen. Vervolgens vertelde hij dat hij over een poel met drijfzand was gelopen, zonder erin weg te zakken. Toen hij even later terugging naar die plek zag hij zijn voetafdrukken in het slib en toen hij opnieuw over die voetafdrukken wilde lopen, zakte hij er diep in weg. Wiertz (toelichting Krekwekdogt: zijn tweede geliefde, Mien Wiertz) concludeerde dat Voorthuijzen God was en dat hij de taak had om de mensheid van de duivel te redden. Ze drong er regelmatig bij hem op aan dat toe te geven. Hij gaf deze verklaring daadwerkelijk toen Wiertz in 1950 met roodvonk in het ziekenhuis lag. Voorthuijzen vertelde haar dat hij een nieuwe mystieke ervaring had gehad. Daarbij was hem duidelijk geworden dat hij inmiddels de duivel in zichzelf had overwonnen en daardoor God was geworden.”
Mien, minstens zo vadsig als Lou zelf maar een stuk intelligenter, wist tal van anderen ervan te overtuigen dat haar man God was en zo ontstond een sekte met Lou als stralend en onafgebroken consumerend middelpunt. Wikipedia:
“De verzekeraar L.H. Voogt, zelf volledig ‘in Lou’, kocht in 1957 een huis in Muiden waar Voorthuijzen en Wiertz konden wonen. De villa, die ‘het Witte Huis’ werd genoemd, werd een pelgrimsoord. Diverse aanhangers van Voorthuijzen bleven in het Witte Huis wonen. Hij bracht de dag door met het roken van sigaren, het drinken van jenever en het vertellen van niet altijd even duidelijke, mystieke verhalen.
Hier ontwikkelde zich de gewoonte van het ‘aanliggen’: vrouwelijke volgelingen mochten enige tijd Voorthuijzens lichaamskracht voelen door zich tegen zijn borst te vlijen. Het was de bedoeling om ‘in Lou’ te komen. ‘In Lou’ zou iemand pas werkelijk verlost zijn van de duivel.”
In 1968 werd Lou echter ziek. En niet zo’n beetje ook. Hij woonde toen in het Belgische Agimont. Heel journalistiek Nederland en al zijn volgelingen togen naar zijn optrek in dit plaatsje en waren daar op 23 maart 1968 aanwezig toen Lou zijn laatste adem uitblies. De verwarring onder de laatsten was compleet, het gegniffel onder de eersten tot ver in de omtrek hoorbaar. God was overleden!
De gelovigen konden het niet geloven. Hier moest sprake zijn van een test van Lou die wel eens wilde weten hoe gelovig zijn volgelingen nu eigenlijk waren. Om zijn terugkeer zo aangenaam mogelijk te maken, kropen zij dagenlang bij toerbeurten massaal bij hem in bed om zijn lichaam warm te houden. Maar helaas is de Belgische Wet op de Lijkbezorging even dor, humorloos en onverbiddelijk als de Nederlandse. En zo werd Lou uiteindelijk naar zijn laatste rustplaats gebracht.
NOVA heeft enkele jaren geleden, een kleine veertig jaar na zijn overlijden, aandacht geschonken aan de man die niet dood kon gaan maar het toch deed. Klik hier voor deze uitzending, waarin na ruim een kwartier Lou in beeld komt.

Harry Kurt Victor Mulisch, geboren op 29 juli 1927 in Haarlem, heeft ons met zijn overlijden op 30 oktober 2010 behoorlijk in twijfel achtergelaten. Hij had namelijk een waterdichte theorie ontwikkeld waarin werd aangetoond dat hij onsterfelijk was. Die theorie luidde kort samengevat als volgt: elke tel brengt een mens dichter bij zijn dood. Maar tijd is tot in het oneindige deelbaar. De laatste uren kunnen door twee worden gedeeld, de laatste minuten, de laatste seconden, de laatste tel. De mens komt dus steeds dichter bij de dood, maar bereikt die nooit.

Zijn theorie ten spijt regisseerde Mulisch vorig jaar op 30 oktober zijn eigen overlijden (op een zondag, zodat alle journaals moeiteloos hun hele uitzending aan zijn heengaan konden wijden). Het lukte. De dood heeft kennelijk lak aan de oneindige deelbaarheid van de tijd.

Foto Mulisch: VKBlog.nl

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 5 juni 2011

Petûnnekes






Zonder woorden. Op eigen erf grootgebracht.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 29 mei 2011

Een boom vol verhalen

De oudste bomen ter wereld staan in de White Mountains in Californië. Het betreft exemplaren van de Bristlecone Pine, een nogal onooglijke boomsoort die wij allen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uit onze tuinen zouden moeten zien te weren. De meest bejaarde schijnt binnenkort zijn 4700ste verjaardag te vieren. Veel heeft hij, opgeschoten als hij is op een stuk aarde dat millennialang nooit een mens heeft mogen aanschouwen, niet te vertellen. Dat ligt anders bij de oudste olijfboom ter wereld.


Enige tijd geleden heb ik op het Griekse eiland Zakynthos aan de voet gestaan van deze boom. Volgens de autochtonen is de boom minstens 3000 jaar oud, maar deskundigen houden het, zo heb ik begrepen, op 2500 jaar.

Thucydides
Terug naar de tijd waarin hij zich uit het zand naar boven worstelde. Vijfhonderd voor Christus. De wereld werd na de verwoestende slag bij Marathon (490 voor Chr.), waar het Perzische leger volledig in de pan werd gehakt, beheerst door de Grieken en – heel ver weg – de beschavingen van China en India (Rome was op dat moment nog een onaanzienlijke vlek). De enorme veldslag bij Marathon is beeldend beschreven door de Griekse historicus en politicus Thucydides (onder wie wij als gymnasiasten vroeger nog geducht hebben geleden). Rond 430 v. Chr. moet deze eminente geschiedkundige volgens de overlevering volop genoten hebben van de vruchten van de 'jonge' olijfboom. De boom heeft vervolgens de talrijke oorlogen tussen Sparta en Athene meegemaakt, zag de Romeinen komen, later de Venetiërs, de Fransen, Britten, de nazi's en uiteindelijk weer de Grieken.

Apostelen
De boom had al een zeer respectabele leeftijd bereikt op het moment waarop hij de eerste christenen aan zich voorbij zag trekken. Naar alle waarschijnlijkheid hebben zelfs enkele apostelen zich in zijn schaduw gekoesterd. Hij was erbij toen de partizanen door de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog in zee werden gedreven, maar mocht ook toezien hoe het eiland zich daarna dankzij het toerisme eindelijk aan de armoede wist te ontrukken.

Een uur lang heb ik naar deze eerbiedwaardige boom gekeken. En me klein gevoeld. Bijzonder klein.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

dinsdag 17 mei 2011

De derde pastoor van de Heikant

Na het overlijden van Hendrikus van de Veerdonk op 10 november 1935 richtte de bisschop van Den Bosch, mgr. Diepen, zijn blik voor een opvolger wederom op Nijmegen. Zo kwam hij uit bij een kapelaan die een mooie staat van dienst had opgebouwd en goed bekend was met het Tilburgse katholieke leven. Vincentius Antonius Maria Sprengers was zijn naam. Een man die in alle opzichten geknipt was voor deze nieuwe uitdaging. Het zou echter heel anders lopen dan iedereen had verwacht.

Impasse
Vincent Sprengers was op 15 augustus 1890 geboren in Den Bosch. Na zijn opleiding werd hij op 29 mei 1915 tot priester gewijd en meteen als kapelaan naar Mill gestuurd. Daar wordt zijn naam zelfs nu nog met eerbied uitgesproken. Vincent was namelijk degene die aan een lange impasse tussen een groot aantal dorpelingen en de pastoor een eind wist te maken: op zijn initiatief werd de plaatselijke voetbalclub R.K.S.V Juliana opgericht, een club die in Mill nog altijd in het plaatselijke verenigingsleven de toon zet.
Het was geen eenvoudige klus geweest. Nagenoeg elke zondag had meneer pastoor een sidderend gehoor vanaf de kansel op het hart gedrukt dat de zaak heel simpel lag. Een gelovige kon op de dag des Heren kiezen tussen voetbal en de kerk. Niks meer en niks minder. Koos de gelovige het voetbal, dan lagen hel en verdoemenis in het verschiet. De beminde gelovigen waren dus gewaarschuwd en moesten goed beseffen dat de eeuwigheid allemachtig lang zou duren. En daarom zou hij, meneer pastoor zelve, alles doen om de oprichting van zo’n verderfelijke voetbalclub te voorkomen.
Maar zijn kapelaan, een bonk van een kerel die op het voetbalveldje van het seminarie maar al te graag ziedende schoten op het doel had afgevuurd, dacht er anders over. Uiteindelijk wist hij zijn pastoor, ongetwijfeld bij een puik wijntje en een goede sigaar, ervan te overtuigen dat het op den duur een verloren zaak zou zijn. En wat was er tegen een ordentelijke, katholieke voetbalclub als de kerk in het bestuur stevig de touwtjes in handen hield? En zo gebeurde het dat Sprengers in 1919 zelf de oprichtingsvergadering voorzat.

Honderd dagen
Toen Sprengers op 29 november 1935, een kleine drie weken na het overlijden van pastoor Van de Veerdonk, zich meldde in de Heikantse pastorie, moet het voor hem een feest van herkenning zijn geweest. Hij had de Tilburgse gelovigen van 1920 tot 1926 namelijk al als kapelaan gediend – het is mij niet bekend in welke parochie – en had zo de nukken en grillen, maar ook de charme en de eenvoud van de Tilburger leren kennen en waarderen. Hij zou het hier als jonge herder – 45 pas – zonder twijfel uitstekend naar zijn zin hebben. Maar hij had niet gerekend op de behoudzucht van de Heikanter...

Vitrages
Sprengers, zijn tijd ver vooruit, had uitgesproken opvattingen over de plaats van de kerk en de rol van de pastoors. Al het stof mocht nu eindelijk wel eens geducht van de clerus worden afgeklopt. Daarom liet hij om te beginnen alle vitrages van de pastorieramen verwijderen: iedereen mocht zien wat daarbinnen gebeurde, de kerk was een open boek. De Heikanter, groot geworden onder het conservatieve gezag van Van de Veerdonk, kon het niet waarderen. Een pastoor hoorde streng en rechtzinnig te zijn, een behoudend baken in de moeilijke crisisjaren waarin socialisten en NSB'ers steeds verder opdrongen. Die hield je niet tegen door wat gordijnen weg te halen.
Sprengers heeft nooit kunnen bewijzen dat hij uit het goede hout gesneden was. Het lot nam namelijk volkomen onverwacht een andere wending. Op 9 maart 1936 overleed hij. Zijn pastoraat had slechts ruim honderd dagen mogen duren. Had zijn hart het plotseling begeven? Was er een ziekbed aan voorafgegaan?

Zijn graf is op het kerkhof te vinden in de nabijheid van de zerk van Leonardus van der Steen, de eerste pastoor. Het ligt er verweerd bij, de tekst op de steen is nauwelijks leesbaar. Maar het is een mooie plek, daar onder die oude kastanjeboom die al zo veel leed aan zich voorbij heeft zien trekken.

(Gepubliceerd in 'Mooi Meegenomen', juni 2011)

Foto: Regionaal Archief Tilburg

De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

vrijdag 6 mei 2011

Een nieuwe lente...

De zaken zijn inmiddels weer op orde. Het heeft wat kruim gekost (want zo'n nieuw terras gaat niet in je kouwe kleren zitten), maar dankzij wat vers aangerukt zomergoed, een zak of twintig tuingrond, bier en enkele ijskoude Bolsjes is het opperbest toeven in de tuin van Krekwekdogt.



Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

donderdag 5 mei 2011

'Ton Sijbrands, dammer met alle gevolgen van dien'

Een ongelooflijk boeiende en nu en dan ook ontroerende documentaire van Kees Brouwer over een onnavolgbaar fenomeen in de denksportwereld. Ton Sijbrands. Een uur genieten van een wijsgeer, schrijver en natuurlijk de beste dammer ooit. Van harte aanbevolen. Klik hier en let op de bijzondere rol die zijn grote rivaal Andris Andreiko - op 10 maart 1976 in de Sovjet-Unie met een strijkijzer vermoord, kan het ongerijmder? - in zijn leven heeft gespeeld en kennelijk nog speelt. Let verder op de reusachtige ontwikkeling die hij als spreker en mens door de jaren heen heeft doorgemaakt. Van de hakkelende puber die het allemaal worst was tot de zeer evenwichtige persoonlijkheid die hij nu is.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

woensdag 20 april 2011

Nieuw in de boekenkast: Tacitus’ ‘Historiën’

Wekelijks loop ik minstens één keer mijn favoriete boekwinkel in Tilburg binnen, Selexyz Gianotten, om er wat rond te neuzen in al dat heerlijks. Afgelopen zaterdag stuitte ik daarbij op de ‘Historiën’ van Tacitus. Och mijn goeie god, Tacitus…

Ik nam het boek uit de schappen, las de eerste zinnen van de inleiding en was meteen verkocht. Dit schreef vertaler Vincent Hunink: “Inktzwart. Hartgrondig somber. Dat is de wereld van de Romeinse historicus Tacitus. Of beter gezegd: zijn wereldbeeld.” Tacitus had het zelf niet compacter en beeldender kunnen omschrijven.

Ruim veertig jaar geleden heb ik dagelijks met Tacitus geworsteld. Deze eminente historicus en politicus, die leefde van circa 55 tot 120, in een periode derhalve waarin een aantal door en door corrupte en liederlijke keizers Rome naar de afgrond dreef, had voor ons, gymnasiasten, een bijzonder gevreesde schrijfstijl. Hij liet maar al te vaak werkwoorden, voegwoorden en bijwoorden weg en zadelde ons daarmee op met diepzinnige staccato-zinnen van hooguit vijf, zes woorden die vertaald al gauw drie keer zo lang uitvielen. Maar ik vond zijn verhalen over al die keizerlijke uitspattingen toen al ongemeen boeiend.

Republikeins hart
Het verhaal begint in het jaar 69, net na de moord op Nero. In Rome en ver daarbuiten ontrolde zich na diens schrikbewind een zo mogelijk nog ellendiger tijd vol burgeroorlogen, bloedvergieten en imperiale monsters. Als politicus wist Publius Cornelius Tacitus, als een soort Molotov avant la lettre, behendig om alle politieke gevaren heen te laveren, als schrijver met een republikeins hart maakte hij er korte metten mee. Inktzwart en hartgrondig somber, zeker, maar meeslepend tot het eind. Vertaler Hunink heeft met succes getracht Tacitus’ bondige stijl zo veel mogelijk overeind te houden. Het resultaat: een verrijking voor de boekenkast, zeker voor degenen die in hun jonge jaren menigmaal hun gal hebben gespuwd op deze man van weinig woorden met veel betekenis.

Tacitus, Historiën; vertaler: Vincent Hunink
ISBN: 978 90 253 6715 2
Aantal pagina's: 240
Uitgever: Athenaeum-Polak & Van Gennep
Paperback: € 19.95
Hardcover: € 29.95


Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zaterdag 2 april 2011

Probleemrubriek Hoofdlijn 154

Voor de liefhebbers van stevig puzzelwerk hierbij de zojuist verschenen probleemrubriek in Hoofdlijn 154, het dammagazine voor de betere dammer. Nog geen abonnement? Surf naar de site van Hoofdlijn en vraag een proefnummer aan.
Overigens gaan elke twee maanden twee oplossers met ieder 37,50 euro aan de haal. Alleen dat is al voldoende reden om stante pede toe te treden tot het keurcorps onder de dammers.

Problematiek 154

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

donderdag 24 maart 2011

De tweede pastoor van de Heikant

De bisschop van Den Bosch, Mgr. W. van de Ven, liet er na het overlijden van pastoor Van der Steen op 21 februari 1904 geen gras over groeien. Al op vrijdag 4 maart, een goeie week na de begrafenis, arriveerde de opvolger in de Heikant. Hendrikus - Harrie - van de Veerdonk was zijn naam. Een Brabander uit de Meierij die het klerikale vak in Nijmegen onder de knie had gekregen en zich op kerkelijk gebied bepaald geen appelen voor citroenen liet verkopen: met Harrie van de Veerdonk, de tweede pastoor van de Heikant, viel niet te spotten.

Herdershonden
Van de Veerdonk was op 24 maart 1859 geboren in Berlicum. Op 7 juni 1884 werd hij tot priester gewijd en kwam meteen daarna als ‘assistent’ eerst in Breugel en korte tijd later in Goirle terecht. In 1886 werd hij benoemd tot kapelaan van de St. Augustinuskerk in Nijmegen, een post die hij zeventien jaar zou bekleden.
Een kapelaan had het in die dagen erg druk – niet voor niets werden ze ‘herdershonden’ genoemd: ze knapten al het vuile werk op voor meneer pastoor – maar ondanks dat aanvaardde hij daarnaast ook nog eens de leiding over de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand en schreef allerlei stukken in het dagblad De Gelderlander.

Drankbestrijding
“Hiermee nog niet tevreden”, lezen we in de Tilburgsche Courant van begin maart 1904, “en begrijpende hoe vooral de priester zich in onzen tijd bijzonder verdienstelijk kan maken door zich te geven aan de drankbestrijding, richtte hij (…) een afdeeling der Mariavereeniging op, waarvan hij de ijverige Directeur was. Onze lezers hebben herhaaldelijk (…) artikelen van den onvermoeiden ijveraar onder de ogen gehad, waarin hij ieder aanspoorde tot deelneming aan het zoo noodige werk der drankbestrijding.”
Het is geen geheim dat de kerkelijke gezagsdragers van toen allesbehalve in een goed glas wijn spuugden en ook bij Van de Veerdonk mogen we vraagtekens zetten achter zijn principiële afkeer van alcohol. Feit is namelijk dat hij, sedert hij was neergestreken in de Heikant, zich nooit meer bijzonder druk heeft gemaakt over drank en dat er ook geen getuigenissen of documenten zijn overgeleverd waarin hij als geheelonthouder naar voren trad. De pastoor had namelijk wat anders aan zijn hoofd. Hij was gegrepen door een fenomeen waarmee hij in Nijmegen eigenlijk nooit echt te maken had gekregen en dat hem oneindig veel liever was dan de ondankbare en zo goed als onmogelijke taak om de Tilburger van zijn borrel weg te houden. Dat fenomeen heette Peerke.

Vurig vereerder
Van meet af aan heeft Van de Veerdonk in zijn parochie een grote dadendrang laten zien. Hij zorgde in 1918 voor een nieuw pijporgel als vervanging van het kuis versleten harmonium en schafte later zelfs een tweede klavier in ‘een zwelkast’ aan. Op zijn initiatief kwam voorts op De Schans een patronaatsgebouw tot stand.
Maar zijn levenswerk werd toch ‘Peerke’. Vrijwel meteen na zijn aankomst werd hij een vurig vereerder van de eenvoudige weverszoon. Hij liet het niet bij woorden. In 1923 kwam onder zijn leiding de kapel gewijd aan Peerke tot stand. Het was in eerste instantie een eenvoudige houten noodkapel, ingezegend op 28 oktober van dat jaar, die een aantal jaren later pas zijn huidige vorm zou krijgen. In 1931 werd het geboortehuisje gereconstrueerd en in 1933 kon onder grote publieke belangstelling het Petrus Donders-monument plechtig worden onthuld. Van alle pastoors die de parochie O.L.V. Onbevlekt Ontvangen hebben bediend, heeft Harrie van de Veerdonk al met al de meeste zichtbare en hoorbare sporen achtergelaten.

Op 12 november 1935 meldde begrafenisondernemer Brekelmans zich bij de Burgerlijke Stand van de gemeente om aangifte te doen van het overlijden van pastoor Hendrikus van de Veerdonk, 76 jaar. Hendrikus was op zondag 10 november 1935 om zes uur ’s middags overleden. De geschiedenis hult zich tot nu toe in stilzwijgen over de doodsoorzaak.

14 januari 1931: pastoor Van de Veerdonk zegent het geboortehuisje van Peerke in.

(Gepubliceerd in 'Mooi Meegenomen', april 2011)

Bron: Tilburgsche Courant, 6 maart 1904
Foto’s: Coll. Regionaal Archief Tilburg


Lees hier het artikel over de eerste pastoor van de Heikant

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl