maandag 30 september 2013

‘Goedgetòld’, pracht van een ‘diksjenèèr’


Mijn moeder, een Helvoirtse, was er heilig van overtuigd: geen vreselijker dialect dan het Tilburgs. Voor haar was het één lange, onafgebroken vloek, bij het aanhoren waarvan er voor je oren weinig anders opzat dan schielijk in hun schulp terug te vluchten. Met die zekerheid voor het leven ben ik opgegroeid. Maar toen ik zelf begin jaren tachtig van de vorige eeuw toetrad tot de Tilburgse gemeenschap, rees rap het voorzichtige vermoeden dat mijn moeder er wel eens finaal naast zou kunnen zitten. Zou er een mooiere en rijkere taal zijn dan het Tilburgs?


Cefalofoor
Nu weet ik het zeker dankzij een pracht van een boek: Goedgetòld. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol (2007, 3e druk, in de betere boekhandel te koop voor slechts 24,50), een doorwrochte, rijk geïllustreerde pil (440 pagina's) van Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg en Frans Verbunt, de lokale experts bij uitstek. Het is een werk dat je met rooie oren leest. Niet alleen wordt de betekenis uitgelegd van duizenden typisch Tilburgse woorden en uitdrukkingen, ook wordt de lezer uitvoerig geïnformeerd over de vaak eeuwenoude gewoonten en eigenaardigheden van de Tilburger. Het boek beperkt zich echter niet tot de lokale en regionale cultuur. Zo stuitte ik bij de uitleg van het lemma guld (= gilde) op het voor mij (en waarschijnlijk alle Tilburgers, Brabanders en Nederlanders) volslagen onbekende begrip cefalofoor. Nooit geweten dat het hier gaat om een man of vrouw – meestal een heilige – die kan bogen op een bepaald niet alledaagse gave. De cefalofoor is namelijk in staat om na zijn of haar onthoofding het eigen hoofd op te pakken en er doodgemoedereerd mee weg te wandelen. Ik geef het u te doen.

Pelèèrbèèter
Als wat rijpere Brabander ben ik redelijk op de hoogte van de dialecten in mijn omgeving. De reis door de diksjenèèr was dan ook vaak een feest van herkenning. Maar het vuistdikke werk staat ook boordevol begrippen en zegswijzen waarvan ik nog nooit had gehoord. Een (zeer bescheiden) greep:

  • Ballefrutter – een van de vele scheldnamen van de Tilburger voor de inwoners van Goirle, een plaats die tegen Tilburg aangeplakt ligt en die tot nu toe tegen alle verwachtingen in erin is geslaagd zelfstandig te blijven. Het woord ‘ballefrutter’ slaat terug op het gegeven dat in Goirle tot ver in de negentiende eeuw een levendige huisnijverheid heeft bestaan in de vervaardiging van kaatsballen. Andere scheldnamen voor de Goirlenaar:  Golse gèèt (gèèt = geit) en, nog mooier, over de heg gegooide Bèls (Bèls = Belg)
  • Blauwe den – kind met rood haar dat volgens een hardnekkig Tilburgs volksgeloof was verwekt terwijl de moeder ongesteld was. De diksjenèèr: “Aan een blauwe werd ook wel eens plagend gevraagd: ‘Had jöllieje vadder soms roest in de pèèp?’"
  • Broeder – flinke drol
  • Gissele – aanlengen van jenever met water. Dit gebeurde vooral in de jaren 1920-1936, toen het tijdens de kermis verboden was jenever te schenken (bier mocht wel). Ook Tilburg heeft derhalve zijn drooglegging gekend en net als in de Verenigde Staten leidde dit tot een levendige illegale handel, met dank aan de smokkelaars van en naar het jeneverrijke Belgische Poppel
  • Hègwuw (hegweduwe), ongehuwd meisje dat bij wijze van spreken achter de heg zwanger was geraakt. Een grotere schande was in het door en door katholieke Tilburg (en ver daarbuiten) nauwelijks denkbaar
  • Oopetoebroek oftewel snèlzèèker – vrouwenonderbroek zonder kruis, hetgeen de Tilburgse dames in staat stelde heel snel te zèèken. Ze hoefden alleen maar hun rok(ken) op te tillen
  • Pelèèrbèèter (pilaarbijter), iemand die tijdens de mis achterin de kerk tegen een pilaar hing en soms zelfs met andere pelèèrbèèters zat te klaverjassen. In meer overdrachtelijke zin staat pelèèrbèèter voor schijnheilige
  • Tabbernaokel – natuurlijk betekent tabbernaokel gewoon tabernakel, maar in Tilburg had (en wellicht heeft) het daarnaast een nog veel mooiere betekenis: een diep decolleté
  • Vèldwachterke – borrelglaasje zonder voetje

En dan zijn er nog de vele wonderschone Tilburgse uitdrukkingen die veel zeggen over de bijzondere band van de Tilburger met het zich ontlasten. Daarover de volgende keer meer. In de tussentijd is een bezoek aan de fantastische website over de Tilburgse taal zeer de moeite waard. De site werd indertijd opgezet door Wil Sterenborg (90 jaar inmiddels) en wordt nu voortgezet onder redactie van Ed Schilders.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl