Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
Krekwekdogt
Krekwekdogt woont in 'de schôônste stad van et laand' volgens de autochtonen en een verzameling rampspoed volgens vrijwel ieder ander. Hij schrijft over Brabant, de toestand in de wereld, heden en verleden, dammen en schaken, politiek, literatuur, Willem II (koning, voetbalclub en de sigaren), het dorp Helvoirt waarin hij is opgegroeid en wat er zoal nog meer op zijn weg komt. En dat allemaal vanuit de schôônste stad van et laand, waar ze nog weten hoe het leven geleefd moet worden.
vrijdag 24 april 2015
zondag 16 november 2014
Damoffer
Een compositie van een klein half jaar geleden (gepubliceerd op 3 juni 2014
in het RD). Verdient een breder publiek, vooral dankzij het curieuze damoffer op veld 30: zo zie je ze niet elke dag!
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
in het RD). Verdient een breder publiek, vooral dankzij het curieuze damoffer op veld 30: zo zie je ze niet elke dag!
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
zaterdag 26 juli 2014
Spiegelingen
In augustus verschijnt de eerste aflevering van De Problemist onder mijn eindredactieschap. Veel wil ik niet kwijt over mijn debuut, behalve dan dat het met 40 pagina's een lekker dik nummer is geworden. Sneaky preview? Vooruit dan. Een kort artikel van mijn hand treft de lezer hieronder aan. Nieuwsgierig naar de rest? Vraag dan een proefnummer aan via www.dekvd.net.
Het spiegelen van ideeën op het dambord is geen ongewoon verschijnsel, maar nagenoeg volmaakt gespiegelde composities zijn, zo vermoed ik, een zeldzaamheid. Ik ken er tenminste geen voorbeelden van, behalve dan de problemen op de dia’s 1 en 2. Het zijn twee variaties uit eigen keuken op een thema waaraan ik bij gebrek aan beter maar even de naam ‘de witte bril’ verbind.
In het eerste probleem, gepubliceerd in Hoofdlijn 154, april 2011, wint wit door 493, 42, 8, 38, 41, 19, 17x8, 2, 36. In het tweede probleem (Hoofdlijn 178, november 2013) voeren we de gespiegelde zettenreeks uit: 472, 43, 8, 38, 44, 17, 2, 26. Helaas vonden de oplossers ook een andere winst: 41, 45, 8, 25 (32) 193, 39, 4. De zoektocht naar een volmaakt gespiegelde tweeling is dus nog niet ten einde.
Het spiegelen van onderdelen van een compositie kan eveneens tot verrassende resultaten leiden. Zie de tweeling op de dia’s 3 en 5. In beide gevallen heeft zwart weinig anders dan de plakker, waarna de witte dam zich vrijwillig in het zwaard stort. De 6 om 6 op dia 4 werd voor het eerst gepubliceerd op krekwekdogt.blogspot.com op 4 november 2012. Het is een standje met veel inhoud. Zwart lijkt met zijn immobiele formatie op de lange lijn gekraakt te staan, maar wit kan op verschillende manieren radicaal mistasten. Zo faalt 48-43 (25-30) 29-24? op (14-20!) 24x35 - naar 13 slaan komt in grote lijnen op hetzelfde neer - (22-27) 15x13 (27x47) 43-38 (47-36) 13-8 (36-27) met remise. Ook 48-43 (25-30) 43-39 (30-35) 32-28 (22-27) 39-34 loopt na (19-24) 29x9 (4x13) 15x4 (35-40!) uit op een fiasco. Probeert wit het met 42-37 (25-30) 29-24 (30-35) 24x13, dan is het een hopeloze onderneming om na (14-19) 13x24 (10-14) nog te winnen, de plusschijven ten spijt. Wel goed is 43 (30) 39 (35) 34 (24, 13, 40) 31! In dia 6 - vers gebakken - wint wit aardig door 42, 41, 31, 21 (26) 17, 339, 9, 4 en de rest is inmiddels gesneden koek.
Het spiegelen van onderdelen van een compositie kan eveneens tot verrassende resultaten leiden. Zie de tweeling op de dia’s 3 en 5. In beide gevallen heeft zwart weinig anders dan de plakker, waarna de witte dam zich vrijwillig in het zwaard stort. De 6 om 6 op dia 4 werd voor het eerst gepubliceerd op krekwekdogt.blogspot.com op 4 november 2012. Het is een standje met veel inhoud. Zwart lijkt met zijn immobiele formatie op de lange lijn gekraakt te staan, maar wit kan op verschillende manieren radicaal mistasten. Zo faalt 48-43 (25-30) 29-24? op (14-20!) 24x35 - naar 13 slaan komt in grote lijnen op hetzelfde neer - (22-27) 15x13 (27x47) 43-38 (47-36) 13-8 (36-27) met remise. Ook 48-43 (25-30) 43-39 (30-35) 32-28 (22-27) 39-34 loopt na (19-24) 29x9 (4x13) 15x4 (35-40!) uit op een fiasco. Probeert wit het met 42-37 (25-30) 29-24 (30-35) 24x13, dan is het een hopeloze onderneming om na (14-19) 13x24 (10-14) nog te winnen, de plusschijven ten spijt. Wel goed is 43 (30) 39 (35) 34 (24, 13, 40) 31! In dia 6 - vers gebakken - wint wit aardig door 42, 41, 31, 21 (26) 17, 339, 9, 4 en de rest is inmiddels gesneden koek.
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
dinsdag 27 mei 2014
De kapelaans van de Heikant (I)
In een serie eerdere blogs heb ik aandacht besteed aan de pastoors van de Mariakerk op de Schans in Tilburg. Onderaan deze blog vindt de lezer de links naar deze stukjes. Maar hoe zat het eigenlijk met de kapelaans? Hoog tijd voor een nieuwe serie.
Kapelaans, ook wel onderpastoors of zelfs ‘herdershonden’ genoemd, lijken enigszins uit
het kerkelijk beeld verdwenen. Dat was vroeger wel anders. Waar de Mariakerk vanaf haar
totstandkoming in 1873 tot de komst van de norbertijnen in 1964 slechts vijf pastoors heeft gekend (inclusief Vincentius Sprengers die in 1935 al na honderd dagen pastoorschap plotseling overleed), daar zagen de Heikanters maar liefst 29 kapelaans komen en gaan. Sommigen groeiden uit tot nationale beroemdheden, anderen hebben echter nauwelijks enige sporen in de Heikant en in de geschiedenis achtergelaten.
Ze hadden het zwaar, de kapelaans. In de regel schakelden pastoors hen in voor karweitjes waarin zij zelf geen zin hadden. De vroege mis van half zeven bijvoorbeeld, of de catechismusles op de lagere school. De onderdanige rol van de kapelaan wordt prachtig beschreven in het drieluik 'Kroniek eener parochie' van Jac. Schreurs MSC (1893-1966), die zelf als ‘rooie’ kapelaan in Geleen danig geleden heeft onder het juk van enkele conservatieve pastoors. Dacht u, waarde lezer, dat deze Schreurs een onbekende voor u is? Dan vergist u zich. Kapelaan Schreurs is eind jaren zeventig dankzij Willy van Hemert en diens KRO-serie ‘Dagboek van een herdershond’ voor eeuwig aan de vergetelheid ontrukt. Alleen heette hij in deze serie niet Schreurs maar Erik Odekerke.
Franciscus Carstens
De allereerste kapelaan onder pastoor Leonardus van der Steen stelt ons al meteen voor raadsels. Zijn naam was Franciscus Carstens. Hij kwam in 1873 naar de Heikant, vermoedelijk in juni, en bleek wat later in dat jaar, waarschijnlijk in september, alweer vertrokken. Bekend is dat Van der Steen een dominante en ook ietwat nurkse man was, maar dat kan toch onmogelijk de reden voor dit schielijk vertrek zijn geweest. Een uitgebreide digitale speurtocht leverde verder helemaal niets op. Gelukkig is er nog altijd Wim Manders, een man die vrijwel alles weet van de norbertijnen en van Tilburg Noord. Volgens Manders is Carstens vermoedelijk een priester geweest met een bouwkundige achtergrond. In die jaren werden nog massaal katholieke kerken opgetrokken, zodat er grote behoefte was aan mannen uit eigen kring die deze bouwprocessen in goede banen konden leiden. Carstens is vermoedelijk zo'n deskundige geweest. Het verklaart ook Carstens' vertrek vrijwel meteen na oplevering van de Mariakerk. Zijn werk zat erop.
Petrus van Tetering
Carstens’ opvolger Petrus van Tetering diende de Heikanters van 1873 tot 1882. Van Tetering was in 1849 in Zevenbergen geboren. In juni 1873 werd hij tot priester gewijd. Enkele maanden later, in oktober van dat jaar, werd hij toegewezen aan Van der Steen. Over zijn werk voor de parochie is helaas weinig tot niets terug te vinden. Zijn verdere carrière daarentegen is wel aan de stofkam van de geschiedenis ontsnapt. In december 1882 verliet hij de Schans en werd kapelaan in Geldrop. Tien jaar later, na bijna 20 jaar kapelaan te zijn geweest, volgde eindelijk de benoeming tot pastoor, van 1892 tot 1899 in het gehucht Oijen en daarna tot 1911 in Haaren. Zijn pastoorschap daar eindigde even abrupt als dramatisch: zijn kerk brandde in 1911 tot de grond toe af. Dat kon hij niet meer trekken: hij vroeg emeritaat aan. Op 22 september 1912 is Van Tetering in Berghem overleden.
Petrus Notten
Van Tetering ging, Petrus Notten kwam. Notten, geboren in 1856 in Leende en priester gewijd in 1880, is 19 jaar kapelaan geweest onder Van der Steen. Wat voor Van Tetering gold geldt ook voor hem: pas na zijn vertrek bij Van der Steen kreeg hij de kans zich werkelijk te ontplooien. In januari 1901 werd hij benoemd tot pastoor van Diessen. Hij vergaarde regionale roem door in 1916 een boekje uit te brengen met de titel ‘Moedercursus in zes lessen’ waarin de lezer op katholieke wijze werd bijgepraat over de voortplanting. Hij stuurde het boekje ook naar de pastoors in zijn omgeving, onder wie Van der Steen, maar die wilden er niets van weten: veel te vooruitstrevend.
Notten heeft veel voor de Diessense samenleving betekend. Hij richtte bijvoorbeeld de Boerenbond op en was nauw bij het verenigingsleven betrokken. Zijn einde was droevig. De website van het Regionaal Archief Tilburg verhaalt:
De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
De derde pastoor van de Heikant: lees hier
De vierde pastoor van de Heikant: lees hier
De vijfde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zesde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zevende pastoor van de Heikant: lees hier.
De achtste pastoor van de Heikant: lees hier.
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
Kapelaans, ook wel onderpastoors of zelfs ‘herdershonden’ genoemd, lijken enigszins uit
het kerkelijk beeld verdwenen. Dat was vroeger wel anders. Waar de Mariakerk vanaf haar
totstandkoming in 1873 tot de komst van de norbertijnen in 1964 slechts vijf pastoors heeft gekend (inclusief Vincentius Sprengers die in 1935 al na honderd dagen pastoorschap plotseling overleed), daar zagen de Heikanters maar liefst 29 kapelaans komen en gaan. Sommigen groeiden uit tot nationale beroemdheden, anderen hebben echter nauwelijks enige sporen in de Heikant en in de geschiedenis achtergelaten.
Ze hadden het zwaar, de kapelaans. In de regel schakelden pastoors hen in voor karweitjes waarin zij zelf geen zin hadden. De vroege mis van half zeven bijvoorbeeld, of de catechismusles op de lagere school. De onderdanige rol van de kapelaan wordt prachtig beschreven in het drieluik 'Kroniek eener parochie' van Jac. Schreurs MSC (1893-1966), die zelf als ‘rooie’ kapelaan in Geleen danig geleden heeft onder het juk van enkele conservatieve pastoors. Dacht u, waarde lezer, dat deze Schreurs een onbekende voor u is? Dan vergist u zich. Kapelaan Schreurs is eind jaren zeventig dankzij Willy van Hemert en diens KRO-serie ‘Dagboek van een herdershond’ voor eeuwig aan de vergetelheid ontrukt. Alleen heette hij in deze serie niet Schreurs maar Erik Odekerke.
Franciscus Carstens
De allereerste kapelaan onder pastoor Leonardus van der Steen stelt ons al meteen voor raadsels. Zijn naam was Franciscus Carstens. Hij kwam in 1873 naar de Heikant, vermoedelijk in juni, en bleek wat later in dat jaar, waarschijnlijk in september, alweer vertrokken. Bekend is dat Van der Steen een dominante en ook ietwat nurkse man was, maar dat kan toch onmogelijk de reden voor dit schielijk vertrek zijn geweest. Een uitgebreide digitale speurtocht leverde verder helemaal niets op. Gelukkig is er nog altijd Wim Manders, een man die vrijwel alles weet van de norbertijnen en van Tilburg Noord. Volgens Manders is Carstens vermoedelijk een priester geweest met een bouwkundige achtergrond. In die jaren werden nog massaal katholieke kerken opgetrokken, zodat er grote behoefte was aan mannen uit eigen kring die deze bouwprocessen in goede banen konden leiden. Carstens is vermoedelijk zo'n deskundige geweest. Het verklaart ook Carstens' vertrek vrijwel meteen na oplevering van de Mariakerk. Zijn werk zat erop.
Petrus van Tetering
Carstens’ opvolger Petrus van Tetering diende de Heikanters van 1873 tot 1882. Van Tetering was in 1849 in Zevenbergen geboren. In juni 1873 werd hij tot priester gewijd. Enkele maanden later, in oktober van dat jaar, werd hij toegewezen aan Van der Steen. Over zijn werk voor de parochie is helaas weinig tot niets terug te vinden. Zijn verdere carrière daarentegen is wel aan de stofkam van de geschiedenis ontsnapt. In december 1882 verliet hij de Schans en werd kapelaan in Geldrop. Tien jaar later, na bijna 20 jaar kapelaan te zijn geweest, volgde eindelijk de benoeming tot pastoor, van 1892 tot 1899 in het gehucht Oijen en daarna tot 1911 in Haaren. Zijn pastoorschap daar eindigde even abrupt als dramatisch: zijn kerk brandde in 1911 tot de grond toe af. Dat kon hij niet meer trekken: hij vroeg emeritaat aan. Op 22 september 1912 is Van Tetering in Berghem overleden.
Petrus Notten
Van Tetering ging, Petrus Notten kwam. Notten, geboren in 1856 in Leende en priester gewijd in 1880, is 19 jaar kapelaan geweest onder Van der Steen. Wat voor Van Tetering gold geldt ook voor hem: pas na zijn vertrek bij Van der Steen kreeg hij de kans zich werkelijk te ontplooien. In januari 1901 werd hij benoemd tot pastoor van Diessen. Hij vergaarde regionale roem door in 1916 een boekje uit te brengen met de titel ‘Moedercursus in zes lessen’ waarin de lezer op katholieke wijze werd bijgepraat over de voortplanting. Hij stuurde het boekje ook naar de pastoors in zijn omgeving, onder wie Van der Steen, maar die wilden er niets van weten: veel te vooruitstrevend.
Notten heeft veel voor de Diessense samenleving betekend. Hij richtte bijvoorbeeld de Boerenbond op en was nauw bij het verenigingsleven betrokken. Zijn einde was droevig. De website van het Regionaal Archief Tilburg verhaalt:
“Aan het einde van zijn leven was pastoor Notten niet meer bij zinnen. Johannes Vogels, van 1920 tot 1922 kapelaan in Diessen, schreef aan de bisschop over de geestelijk verzwakte parochieherder. Zo trof de kapelaan eens in de kleren van Notten een hostie aan die eigenlijk bestemd was voor een ernstig zieke. Hij was vergeten deze de Heilige Communie te brengen. En bij een huwelijk verbond de pastoor een zekere Joannes als vrouw aan ene Francisca en Francisca als man aan Joannes. De omgang met de pastoor was steeds lastiger, daar hij dementeerde en tevens eigenwijzer werd. Op 1 april 1922 kreeg pastoor Notten eervol ontslag. Zijn laatste levensdagen sleet hij bij de zusters op het Theresiagesticht. Nog datzelfde jaar stierf hij."Benieuwd naar de blogs over de pastoors?
De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
De derde pastoor van de Heikant: lees hier
De vierde pastoor van de Heikant: lees hier
De vijfde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zesde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zevende pastoor van de Heikant: lees hier.
De achtste pastoor van de Heikant: lees hier.
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
woensdag 5 maart 2014
Hemels!
Bach staat op nummer één op mijn lijstje, maar Beethoven doet weinig voor hem onder. Geniet even met me mee.
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
dinsdag 31 december 2013
donderdag 19 december 2013
История шашечной проблематики: meesterwerk over de geschiedenis van de damproblematiek
Serge Yushkevitch |
Met de titel ‘Geschiedenis van de damproblematiek’ doet Yushkevitch zichzelf in feite tekort. Het boek behandelt daarnaast namelijk ook vrijwel alle andere aspecten van de damproblematiek: van zadachies tot notendopjes, van remisevraagstukken tot letterproblemen en van forcings tot lokzetten. Het boek is in het Russisch geschreven, maar ook zonder kennis van deze taal valt er ongelooflijk veel te genieten. Nagenoeg alle problemisten komen aan de orde, in totaal ongeveer 750. Het belang dat de auteur aan al die problemisten toekent valt af te leiden uit het aantal diagrammen dat een problemist in het boek krijgt toebedeeld. Van één voor een marginaal problemist tot twintig voor de Groten. Van heel veel problemisten heeft Yushkevitch een foto of afbeelding weten op te scharrelen en alle problemisten die ertoe doen krijgen van hem een biogram mee. Het vergaren van deze enorme hoeveelheid informatie moet hem ongelooflijk veel tijd hebben gekost. Dit monnikenwerk alleen al maakt zijn boek tot een uniek naslagwerk.
Dammen en hout
1. J. Bourquin |
De bakermat van de problematiek lag in Frankrijk en (wat later) Nederland. De oude Franse en Hollandse meesters hadden een merkwaardige voorkeur voor dammen in de aanvangsstand en heel veel overbodig hout in de slotstelling. Het algemene beeld was er een van zouteloos gepruts. Natuurlijk waren er uitzonderingen. De Zwitser Jules Bourquin (1850-1912) bijvoorbeeld was zijn tijd ver vooruit (zie diagram 1).
2. G. Gortmans |
In de Sovjet-Unie had men vooralsnog geen boodschap aan de SR. De toon werd er gezet door problemisten als Kovrizhkin (diagram 4) die doorgaans dicht bij het partijspel bleven. Een in de jaren zestig in Shashki gepubliceerd artikel van Arie van der Stoep (diagram 5), waarin hij betoogde dat de Nederlandse problematiek superieur was aan die achter het IJzeren Gordijn, werd schouderophalend terzijde geschoven.
3. W. Monsma |
Van de Westerse technische superioriteit is ondertussen nog maar weinig over. Ze kunnen er wat van in de voormalige Sovjet-Unie (diagrammen 6 tot en met 13). Ziet en geniet!
4. A. Kovrizhkin |
6. V. Matus |
7. A. Golubev |
8. E. Zubov |
9. S. Perepelkin |
10. A. Bakumets |
11. A. Nikolaev |
12. S. Yushkevitch |
13. B. Morkus |
1. 22, 42, 40, 37, 11, 2, 16 (31) 27, 49. Le Jeu de Dames 1905.
2. 33, 44, 39, 38, 27, 22, 21, 17. De Damwereld 1939.
3. 22, 30, 2, 31, 41 (42) 38, 47. Het Damspel 1934.
4. 294, 2 (39, 50) 21, 21-26. In dit uit 1948 daterende motief van Van Tol/Van Prooijen gaat het verder met (28-19) 32 (46) 27, 5. Shashki 1961.
5. 22, 9, 4, 35, 39, 34, 2. Het Nieuwe Damspel 1975.
6. 28, 17, 34, 7, 44, 20, 7. Kampioenschap van de USSR 1980.
6. 28, 17, 34, 7, 44, 20, 7. Kampioenschap van de USSR 1980.
7. 427, 12, 1, 7, 2, 27, 361, 44, 40, 46. ‘64’ 1978.
8. 29, 9, 2, 32, 38, 19, 26, 48. KVD 88/89.
9. 14, 3, 8, 9, 17, 2, 3-20, 11, 29 (45) 44, motief R. de Cooter: (50) 24, 13.
8. 29, 9, 2, 32, 38, 19, 26, 48. KVD 88/89.
9. 14, 3, 8, 9, 17, 2, 3-20, 11, 29 (45) 44, motief R. de Cooter: (50) 24, 13.
10. 404, 29, 31, 3, 46, 39, 39 (23, 13) 33. Kampioenschap van de USSR 1988.
11. 450, 471, 34, 29, 35x2, 25, 10, 36. ‘O’ 1992
12. 28, 23, 3, 17, 18. Dambrete 1979.
13. 404, 29, 2, 2-13, 4, 11, 27, 48.’BK’ 1986.
11. 450, 471, 34, 29, 35x2, 25, 10, 36. ‘O’ 1992
12. 28, 23, 3, 17, 18. Dambrete 1979.
13. 404, 29, 2, 2-13, 4, 11, 27, 48.’BK’ 1986.
(Gepubliceerd in Hoofdlijn 177, oktober 2013)
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
dinsdag 17 december 2013
De kerstkaart
Elk land kent zijn eigen traditionele kerstgebruiken. Neem alleen maar eens de kerstgerechten. Zo zweren Denen bijvoorbeeld bij gemarineerde haring met een glas akvavit. Bij de Britten komt de befaamde Christmas pudding op tafel, een gerecht dat vaak al maanden tevoren wordt klaargemaakt. Bijzonder is ook dat de pudding dertien ingrediënten bevat, hetgeen een fijnzinnig symbool schijnt te zijn voor Jezus en de twaalf apostelen. En op IJsland is een kerstdiner zonder rijstebrij met rozijnen en kaneel geen kerstdiner.
Veel verschillen dus, maar sommige kerstgebruiken zijn van bijna alle tijden en heel veel landen: de kerstboom, de kerststal, het kerstverhaal en de kerstliedjes bijvoorbeeld. Het ‘jongste’ kerstgebruik dat vrijwel overal ingang heeft gevonden is de kerstkaart.
De Engelse tekenaar John Callcott Horsley (1817-1903) komt de eer toe in 1843 de eerste echte kerstkaart te hebben gemaakt. Hij deed dat op verzoek van de zeer invloedrijke en drukbezette Henry Cole, die niet meer de puf op kon en wilde brengen om al zijn familie en vrienden brieven te sturen. Op de bewuste kaart is overigens bitter weinig van de typisch Engelse kerstsfeer terug te vinden. Het beeld is er vooral een van een in meerdere opzichten innemend gezin. Zelfs de kleinsten zitten zo te zien behoorlijk aan de alcohol. Aan de zijkanten zijn grijze, arme sloebers afgebeeld. De boodschap is duidelijk: dat het de ontvangers met kerst en in het nieuwe jaar toch vooral aan niets moge ontbreken. Een weinig verheffende kerstgedachte.
De populariteit van de kerstkaart is echter niet te danken aan John Callcott Horsley, maar aan Louis Prang (1824-1909), zoon van een textielarbeider in Breslau. Toen Europa in 1848 te maken kreeg met allerlei revolutionaire woelingen was ook Prang daarbij tot over zijn oren betrokken. De grond werd hem al snel te heet onder de voeten. Daarom week hij uit naar Boston in de Verenigde Staten. Daar begon hij in 1875 kerstkaarten te ontwerpen en te drukken. Het waren allemaal lieflijke, sfeerrijke tafereeltjes met veel sneeuw, hulst, kaarsen, sleeënde kinderen, kribbes en wat de Engelsen zo mooi ‘cosiness’ noemen. De kaarten riepen kortom een authentiek kerstgevoel op en dat was de reden dat zij een overweldigend succes zijn geworden.
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
Veel verschillen dus, maar sommige kerstgebruiken zijn van bijna alle tijden en heel veel landen: de kerstboom, de kerststal, het kerstverhaal en de kerstliedjes bijvoorbeeld. Het ‘jongste’ kerstgebruik dat vrijwel overal ingang heeft gevonden is de kerstkaart.
Innemend gezin
Eerste kerstkaart (bron: www.smu.edu) |
(Bron: glass4drops.wordpress.com) |
Muts
De laatste jaren is de kerstkaart enigszins in het slop geraakt. De digitale kaarten krijgen de overhand. Het zijn vaak foeilelijke boodschappen met vallende sneeuw, huppelende kerstmannen en een doorgaans afschuwelijk riedeltje dat een kerstliedje voor moet stellen. Het kan echter nog erger: de digitale kerstkaarten waarop we waarachtig ineens de verzenders herkennen. Papa, mama en de kinderen, getooid met een kerstmuts en gezeten voor de kerstboom. Een van de kinderen laat een kartonnen bord zien met daarop de kerstwens. Gemak dient de mens, jazeker, en het is ook nog eens lekker goedkoop. Maar kan het onpersoonlijker?
De laatste jaren is de kerstkaart enigszins in het slop geraakt. De digitale kaarten krijgen de overhand. Het zijn vaak foeilelijke boodschappen met vallende sneeuw, huppelende kerstmannen en een doorgaans afschuwelijk riedeltje dat een kerstliedje voor moet stellen. Het kan echter nog erger: de digitale kerstkaarten waarop we waarachtig ineens de verzenders herkennen. Papa, mama en de kinderen, getooid met een kerstmuts en gezeten voor de kerstboom. Een van de kinderen laat een kartonnen bord zien met daarop de kerstwens. Gemak dient de mens, jazeker, en het is ook nog eens lekker goedkoop. Maar kan het onpersoonlijker?
Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl
Abonneren op:
Posts (Atom)