woensdag 22 augustus 2012

Tilburgse moorden in de negentiende eeuw

Criminologen hebben de naam over een meer dan vaardige pen te beschikken. Een aantal staat zelfs onweersproken hoog aangeschreven in de Nederlandse literatuur. Schrijvers zoals Willem Hendrik Nagel (1910-1983, beter bekend als J.B. Charles), Herman Franke (1948-2010), Catharina Irma Dessauer (1931-2002, beter bekend als Andreas Burnier) en de ongelooflijke sombere Arnold Aletrino (1858-1916).

Klaas de Graaff (1939) is ook criminoloog en schrijver. Hij heeft een zevental boeken op zijn naam staan, waaronder ‘Moorddadig Brabant. Moord en doodslag in de 19e eeuw’. Wat hij in dit boek behandelt is ongemeen interessant. Maar het boek, dat overigens alleen nog zo nu en dan op de tweedehandsmarkt wordt aangeboden, is daarmee nog geen hoogvlieger. De vormgeving is een aanfluiting van de eerste orde, het zetwerk lijkt ontsnapt aan een vooroorlogse typemachine en De Graaff zet de eerdergenoemde traditie onder criminologen bepaald niet voort. Hij schrijft abominabel. Alleen al de inleiding sleept zich voort van anakoloet naar anakoloet.
Paar voorbeelden. Schrijvend over de uitvinder van de guillotine meldt De Graaff:

“… genoemd naar de uitvinder ervan, een arts die deze valbijl ontwierp uit humanitair oogpunt en tot in de twintigste eeuw zijn functie in Frankrijk bleef vervullen…”

De Graaff wil ons natuurlijk laten weten dat de guillotine tot in de twintigste eeuw in Frankrijk werd ingezet, maar wat hij schrijft is dat arts en uitvinder Guillotin na 1900 nog in volle glorie actief was. Dat is opmerkelijk voor een man die in 1814 aan miltvuur was overleden. Wat verderop lezen we, nog steeds over de guillotine:

“… In de ogen van onze eerste Oranje-vorst kon dit apparaat de toets der kritiek echter niet doorstaan in tegenstelling tot België die deze na 1830 weer invoerde…”

De Graaff probeert uit te leggen dat onze Willem I geen brood zag in de valbijl, maar dat ze daar in België anders over dachten. Wat hij schrijft is echter dat Willem I niks wilde weten van de guillotine maar wel gecharmeerd was van België. Wederom opmerkelijk: in 1830 hadden de Belgen zich van de Nederlanden afgescheiden en dat was voor Willem I aanleiding geweest om vanaf dat moment tot zijn dood gepassioneerd op de zuiderburen af te geven. En trouwens, ‘België die deze’ had moeten zijn: ‘België dat dit’.
Het boek wemelt van dit soort grammaticale ontsporingen. Het is niet anders. De inhoud maakt gelukkig veel goed. Ik beperk me tot de moorden in het 19e eeuwse Tilburg.

Drinkebroer

Op 26 mei 1840 heeft Anna van der Sijlen schoon genoeg van haar vent Francis van den Bosch. Zij steekt hem overhoop met een mes. Vijftien jaar gevangenisstraf wordt haar deel. Daags na tweede kerstdag 1846 overlijdt zij op vijftigjarige leeftijd, een gebeurtenis die volkomen is opgelost in de mist der geschiedenis.
Op 1 februari 1848 wordt in de wijk ‘Oel’ (Oerle) in Tilburg het lijk gevonden van een vrouw. Het blijkt Hendrica van Abeelen te zijn, een vrouw die volgens de overlevering Vlaams sprak en los van zeden was. De mededeling over haar Vlaamse tongval wekt bevreemding: zij was in 1822 in Udenhout geboren, een behoorlijk eind van het Vlaamse taalgebied. De moordenaar, Jan van Gorp, een dikke vent vol puisten, wordt tot 15 jaar veroordeeld en overgebracht naar de beruchte gevangenis in Woerden. Meer dan dertig procent overlijdt binnen de kortste keren in dit inferno, waarin heden ten dage een aardig restaurant gevestigd is. Ook Van Gorp legt er in 1853 het loodje.
Vroeger moet er in Tilburg een Café Broeks zijn geweest. Eind augustus 1878 zoekt de zatlap Jacob Muijs daar ruzie met zo ongeveer iedereen, onder wie Theodorus Pistorius. De achttienjarige Thomas Maes, een ondermaats ventje van net iets meer dan anderhalve meter, komt zijn vriend Theodorus te hulp en steekt Muijs met een mes in zijn bil en dij. Het lijkt niet veel om het lijf te hebben, totdat de wonden na ruim een maand behoorlijk beginnen op te spelen. Muijs besluit dan alsnog aangifte te doen. Maes wordt veroordeeld tot twee jaar in de Rotterdamse jeugdgevangenis. Dronkenlap Muijs sterft op 16 oktober 1878 aan de gevolgen van gangreen.

Hooivork
Kroegen waren in die tijd poelen des verderfs. Wij verplaatsen ons naar 19 december 1880 en naar Herberg de Baak. Jan Baptist Oerlemans (30) zit daar met zijn neef F. Janssen al de hele avond onbedaarlijk te zuipen. Als ze de kroeg verlaten, krijgen ze ruzie met Piet Meeuwissen. Oerlemans pakt een hooivork en plant die in het lijf van Meeuwissen. Dokter Kieckens komt te laat om alle gaten te dichten. Enkele maanden later wordt Oerlemans veroordeeld tot 10 jaar. Het was de zoveelste veroordeling op een rij en ook na zijn vrijlating in 1891 zouden er nog heel wat volgen. Oerlemans’ laatste veroordeling dateert van juni 1904: weer de bak in vanwege mishandeling van onbezoldigd rijksveldwachter Johannes van Vught.
Op 7 februari 1894 alarmeert Catharina van Vught (36) de politie. Haar man Johannes Cornelis Verkuylen (34) is dood. Hij is daags ervoor om zes uur ’s avonds met de hondenkar naar Frans Oppermans getrokken om daar vlees te kopen. Maar in de Lange Nieuwstraat had hij ruzie gekregen met de notoire vechtersbaas Piet de Bruijn die hem ernstig had toegetakeld. Johannes overlijdt kort daarna aan zijn verwondingen. De Bruijn wordt veroordeeld tot zes jaar. Opmerkelijk mild voor een man die al drie keer eerder veroordeeld was voor ernstige mishandeling.

Interessante kost, zorgvuldig bij elkaar geharkt door criminoloog De Graaff. Wat jammer dat het allemaal zo houterig en beroerd uit zijn pen is gevloeid.

Bron: Klaas de Graaff, ‘Moorddadig Brabant. Moord en doodslag in de 19e eeuw’, Eindhoven z.j. (2000), 147 pagina’s. Uitgegeven door Kempen Uitgevers. ISBN 90 66571 71 3.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

zondag 19 augustus 2012

Dirk de Ruiter: een bijna negentigjarig fenomeen

Voor me ligt een stapeltje brieven van Dirk, allemaal handgeschreven en boordevol gestempelde diagrammetjes in verschillende formaten. De eerste dateren uit het midden van de jaren zeventig, de laatste van enkele jaren geleden. Het zijn de stille getuigen van een vijfendertigjarige bilaterale geschiedenis, of beter: een unilaterale geschiedenis. Dirk schreef brieven, ik dankte hem hartelijk voor zijn noeste arbeid als ik hem ergens tegen het lijf liep, meestal op een reünie van de KVD.

Ik was (en ben) geen brievenschrijver, aan de andere kant is Dirk op zijn beurt consequent en van harte om het digitale tijdperk heengelopen. Wanneer ik hem ontmoette was hij steevast de hartelijkheid zelve, maar nu en dan meende ik toch onder die borstelige wenkbrauwen iets van een mild verwijtende blik te bespeuren. En gelijk had hij. Dirk, jongen, ik heb je in dit opzicht verwaarloosd.

Medialandschap
Als de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw op één vlak aanzienlijk kleurrijker zijn geweest dan het huidig tijdsgewricht, dan was dat het medialandschap in de damwereld. We kenden Het Damspel (dat overigens uitgerekend in deze periode door weinig doordachte besluiten binnen de KNDB aardig in de versukkeling was geraakt) en De Problemist; daarnaast verschenen populaire, inmiddels ter ziele gegane tijdschriften zoals Dam Eldorado, Het Nieuwe Damspel, De Vriendendamkring en vanaf 1984 het majesteitelijke Dammen van Ton Sijbrands. En dan was er het recalcitrante, bijzonder lezenswaardige De Brouwerij onder leiding van Herman van Westerloo, Herman Groeneveld en de in 1994 op slechts 49-jarige leeftijd overleden Willem Jurg. Ik vrat dit blad om drie redenen: de vaak hilarische verhalen van Van Westerloo en Jurg, de eindspelrubriek van Johan Bastiaannet en de onregelmatig verschijnende artikelen van Dirk over, uiteraard, de damproblematiek.
In 1977 werd De Brouwerij omgezet in DB Magazine. Een van de redenen was de verwarring die de oude naam kennelijk voortdurend met zich meebracht, een andere lag in het gegeven dat het de nederige status van clubblad van het Amsterdamse VAD al lang ontstegen was en landelijke bekendheid genoot. Samen met Piet Lauwen mocht ik de probleemrubriek in dit blad verzorgen.
Vanaf het begin van de jaren tachtig kachelde het blad in kwaliteit langzaam maar zeker achteruit. Op het laatst was het in feite een tweemanszaak: het werd volgeschreven door Willem Jurg en door in het bijzonder de damjournalist Jan de Kluijver. Een opmerkelijk man, die De Kluijver. Hij was, na een rijk damleven, door zijn ontembare liefde voor de fles aan de zelfkant van de maatschappij terechtgekomen. Daar had Willem Jurg hem opgeraapt en in de vorm van een redacteurschap nog enig zelfrespect meegegeven. Met problematiek had De Kluijver overigens net zo weinig affiniteit als - laat ik eens een knuppeltje in het hoenderhok gooien - Piet Roozenburg met elegante omgangsvormen. Als ik me niet vergis is De Kluijver in 2001 in volstrekte eenzaamheid gestorven. DB Magazine was geruime tijd daarvoor al, in 1984, van het toneel verdwenen.

Motieven
In mei 1988 lanceerden Herman van Westerloo, Harm Wiersma en Nico Leemberg het blad Hoofdlijn dat nog altijd vooral onder partijspelers gretig aftrek vindt. Vanaf het allereerste moment is Dirk vaste leverancier geweest van vaak uitgesproken kunststukjes voor mijn probleemrubriek in dat blad. Het moeten er alles bijeen honderden zijn geweest waarvan minstens de helft was gefundeerd op nieuwe motieven. In dat opzicht beschikt Dirk over een grenzeloze creativiteit. Geen twijfel mogelijk dat hij alleen al met zijn motiefvondsten een volstrekt unieke positie inneemt in de damproblematiek. Een geliefd thema van Dirk is daarnaast het damoffer.
Voor deze bijdrage heb ik alle nummers van Hoofdlijn doorgenomen en daaruit een dozijn problemen van Dirk opgediept die stuk voor stuk herpublicatie verdienen. Ik had dit aantal trouwens moeiteloos kunnen vervijfvoudigen, want Dirk is een fenomeen, een man die mag worden gerekend tot de allergrootste broeders in de kunst.

1) 12 (18) 471, 31, 27, 493, 48, 3, 22, 37, 37 (22) 32. Een verrukkelijk bloedbad en ook nog eens lastig op te lossen vanwege de talrijke dwaalsporen die stuk voor stuk in remise verzanden. Zo lijkt 34, 483, 12 (18) 16, 5 (34, 40) 14 (38) 22, 3 (42) 20 (48) 25 heel wat, maar het is niet te winnen. Hoofdlijn 12, mei 1990.



2) 21, 16, 7, 2, 44, 3 (317) 30 (46, want op (24) volgen de mokerslagen 42 en 10), 42, 10, 47. Wat een heerlijk motief! En let ook op de wijze waarop wit met een paar linke zetjes ineens zeeën aan vrije tempo’s wint. Hoofdlijn 14, sept.1990.





3) 33, 29, 282, 3, 6, 32, 33, 43, 44, 5. Een dijk van een stand en een daverend damoffer juist op het moment waarop de toeschouwer zich verbijsterd afvraagt waar het in hemelsnaam naartoe moet. Hoofdlijn 24, mei 1992.





4) 26, 44, 41, 33, 2 (48) 37, 37. Ongecompliceerd buitelwerk. Hoofdlijn 33, nov. 1993.






5) 12, 5 (19) 14, 41 (20, 42) 47 (48) 41, 14, 35. Wederom zo’n mooie motiefvondst. Opmerkelijk is natuurlijk de bijzondere wijze, zeker gezien de aanvangsstelling, waarop Dirk de eindslag 15x35 voor elkaar krijgt. Daarvoor moest eerst een witte schijf naar 15 worden gebracht. Dirk realiseert dit huzarenstukje door dwang in het maximotief. Hoofdlijn 40, jan. 1995.


6) 9, 37, 4, 36 (21, 12, 13) 4 (30, 24) en nu het grandioze 29!! (een zet waarvan behalve Dirk bij mijn weten alleen A. Moiseev zich eens heeft bediend) (32) 10 en de rest is gesneden koek. Hoofdlijn 44, sept. 1995.




7) 33, 43, 7, 1, 30, 45, 34, 24. Kort maar zéér krachtig. Hoofdlijn 50, sept. 1996.







8) 23, 9 (4x13A) 20, 18, 2 (30, 50) 49, 27 (45) 40, 27. We vallen van de ene verbazing in de andere. Een grootse bewerking op een poepmoeilijk motief. A. (18x) 2 (3), een verrassend trapje terug, maar niet voldoende voor de remise. Hoofdlijn 63, nov. 1998.



9) 43, 45, 272, 21, 34!!!, 5, 49, 40, 17, 17 (21, 7) 21 met een bijtrekkertje. Godallemachtig, wat een juweel! De zet 34 is van een onaardse schoonheid: nog nooit zo’n mooie gezien. Hoofdlijn 64, maart 1999.



10) 227, 6, 34, 32 (49) 44, 20, 1, 45 (29, 14, 14) 12 met een bekend afspel. Humor van de bovenste plank. De slag 45x1 is al zo’n tienduizend keer toegepast, maar de omgekeerde slag 1x45 over exact dezelfde stukken, voor zover ik weet, nog nooit. Een bijzonder waardige manier om het nieuwe millennium in te luiden. Hoofdlijn 70, jan. 2000.
Maar... Joost de Heer geeft terecht als commentaar dat wit na 16x43 helemaal niet meer kan winnen. Doodzonde! Wie zet zich aan een reddingsactie?



11) Aanschouw het meest krankzinnige motief ooit: 194 (10x19) 11, 35x24! Zwart heeft nu niet beter dan in arren moede naar dam te sukkelen: (50) 372!, 44, 29, 29! Hoeveel problemen zouden er zijn waarin de eindslag 47x29 over een zwarte dam op 42 voert? Hoofdlijn 82, jan. 2002.




12) 18 (8, 37, 48, 33) 38, 38! Mijn commentaar destijds: “Schrijf een probleemwedstrijd uit op het thema 47, d. 21/16, d.33 met wit aan zet . Hoon en gramschap zullen u ten deel vallen.” Hoofdlijn 100, jan. 2005.





Gepubliceerd in De Problemist, augustus 2012. Surf voor een proefnummer of abonnement naar de website in aanbouw.
Foto: Siep Korteling

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl