dinsdag 27 mei 2014

De kapelaans van de Heikant (I)

In een serie eerdere blogs heb ik aandacht besteed aan de pastoors van de Mariakerk op de Schans in Tilburg. Onderaan deze blog vindt de lezer de links naar deze stukjes. Maar hoe zat het eigenlijk met de kapelaans? Hoog tijd voor een nieuwe serie.

Kapelaans, ook wel onderpastoors of zelfs ‘herdershonden’ genoemd, lijken enigszins uit 
het kerkelijk beeld verdwenen. Dat was vroeger wel anders. Waar de Mariakerk vanaf haar 
totstandkoming in 1873 tot de komst van de norbertijnen in 1964 slechts vijf pastoors heeft gekend (inclusief Vincentius Sprengers die in 1935 al na honderd dagen pastoorschap plotseling overleed), daar zagen de Heikanters maar liefst 29 kapelaans komen en gaan. Sommigen groeiden uit tot nationale beroemdheden, anderen hebben echter nauwelijks enige sporen in de Heikant en in de geschiedenis achtergelaten.

Ze hadden het zwaar, de kapelaans. In de regel schakelden pastoors hen in voor karweitjes waarin zij zelf geen zin hadden. De vroege mis van half zeven bijvoorbeeld, of de catechismusles op de lagere school. De onderdanige rol van de kapelaan wordt prachtig beschreven in het drieluik 'Kroniek eener parochie' van Jac. Schreurs MSC (1893-1966), die zelf als ‘rooie’ kapelaan in Geleen danig geleden heeft onder het juk van enkele conservatieve pastoors. Dacht u, waarde lezer, dat deze Schreurs een onbekende voor u is? Dan vergist u zich. Kapelaan Schreurs is eind jaren zeventig dankzij Willy van Hemert en diens KRO-serie ‘Dagboek van een herdershond’ voor eeuwig aan de vergetelheid ontrukt. Alleen heette hij in deze serie niet Schreurs maar Erik Odekerke.

Franciscus Carstens
De allereerste kapelaan onder pastoor Leonardus van der Steen stelt ons al meteen voor raadsels. Zijn naam was Franciscus Carstens. Hij kwam in 1873 naar de Heikant, vermoedelijk in juni, en bleek wat later in dat jaar, waarschijnlijk in september, alweer vertrokken. Bekend is dat Van der Steen een dominante en ook ietwat nurkse man was, maar dat kan toch onmogelijk de reden voor dit schielijk vertrek zijn geweest. Een uitgebreide digitale speurtocht leverde verder helemaal niets op. Gelukkig is er nog altijd Wim Manders, een man die vrijwel alles weet van de norbertijnen en van Tilburg Noord. Volgens Manders is Carstens vermoedelijk een priester geweest met een bouwkundige achtergrond. In die jaren werden nog massaal katholieke kerken opgetrokken, zodat er grote behoefte was aan mannen uit eigen kring die deze bouwprocessen in goede banen konden leiden. Carstens is vermoedelijk zo'n deskundige geweest. Het verklaart ook Carstens' vertrek vrijwel meteen na oplevering van de Mariakerk. Zijn werk zat erop.

Petrus van Tetering
Carstens’ opvolger Petrus van Tetering diende de Heikanters van 1873 tot 1882. Van Tetering was in 1849 in Zevenbergen geboren. In juni 1873 werd hij tot priester gewijd. Enkele maanden later, in oktober van dat jaar, werd hij toegewezen aan Van der Steen. Over zijn werk voor de parochie is helaas weinig tot niets terug te vinden. Zijn verdere carrière daarentegen is wel aan de stofkam van de geschiedenis ontsnapt. In december 1882 verliet hij de Schans en werd kapelaan in GeldropTien jaar later, na bijna 20 jaar kapelaan te zijn geweest, volgde eindelijk de benoeming tot pastoor, van 1892 tot 1899 in het gehucht Oijen en daarna tot 1911 in Haaren. Zijn pastoorschap daar eindigde even abrupt als dramatisch: zijn kerk brandde in 1911 tot de grond toe af. Dat kon hij niet meer trekken: hij vroeg emeritaat aan. Op 22 september 1912 is Van Tetering in Berghem overleden.

Petrus Notten
Van Tetering ging, Petrus Notten kwam. Notten, geboren in 1856 in Leende en priester gewijd in 1880, is 19 jaar kapelaan geweest onder Van der Steen. Wat voor Van Tetering gold geldt ook voor hem: pas na zijn vertrek bij Van der Steen kreeg hij de kans zich werkelijk te ontplooien. In januari 1901 werd hij benoemd tot pastoor van Diessen. Hij vergaarde regionale roem door in 1916 een boekje uit te brengen met de titel ‘Moedercursus in zes lessen’ waarin de lezer op katholieke wijze werd bijgepraat over de voortplanting. Hij stuurde het boekje ook naar de pastoors in zijn omgeving, onder wie Van der Steen, maar die wilden er niets van weten: veel te vooruitstrevend. 
Notten heeft veel voor de Diessense samenleving betekend. Hij richtte bijvoorbeeld de Boerenbond op en was nauw bij het verenigingsleven betrokken. Zijn einde was droevig. De website van het Regionaal Archief Tilburg verhaalt: 



“Aan het einde van zijn leven was pastoor Notten niet meer bij zinnen. Johannes Vogels, van 1920 tot 1922 kapelaan in Diessen, schreef aan de bisschop over de geestelijk verzwakte parochieherder. Zo trof de kapelaan eens in de kleren van Notten een hostie aan die eigenlijk bestemd was voor een ernstig zieke. Hij was vergeten deze de Heilige Communie te brengen. En bij een huwelijk verbond de pastoor een zekere Joannes als vrouw aan ene Francisca en Francisca als man aan Joannes. De omgang met de pastoor was steeds lastiger, daar hij dementeerde en tevens eigenwijzer werd. Op 1 april 1922 kreeg pastoor Notten eervol ontslag. Zijn laatste levensdagen sleet hij bij de zusters op het Theresiagesticht. Nog datzelfde jaar stierf hij."
Benieuwd naar de blogs over de pastoors? 
De eerste pastoor van de Heikant: lees hier.
De tweede pastoor van de Heikant: lees hier.
De derde pastoor van de Heikant: lees hier
De vierde pastoor van de Heikant: lees hier
De vijfde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zesde pastoor van de Heikant: lees hier.
De zevende pastoor van de Heikant: lees hier.
De achtste pastoor van de Heikant: lees hier.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl