maandag 26 april 2010

De mensen achter de plaquette in D’n Atelier


In de portiersloge van D’n Atelier hangt een gedenkteken met de sobere tekst ‘Ter gedachtenis aan hen die vielen 1940-1945’ en daaronder de namen van de slachtoffers van het oorlogsgeweld, stuk voor stuk mensen die in die jaren in dienst waren van de Centrale Werkplaats van de NS. Het betreft C.J.N.A. Bodden, A.P. Broos, H.A. Buster, H. de Jongh, S. Mozes en G.G. Rijkers.

De plaquette werd op 9 september 1948 onthuld, maar was verre van uniek. Elders in het land lieten de Nederlandse Spoorwegen op zo’n 110 andere plaatsen soortgelijke gedenktekens aanbrengen, de meeste in stations. Een mooi gebaar, geen twijfel over mogelijk, maar ondertussen ook een tamelijk doorzichtige poging om het danig geschonden blazoen wat op te poetsen. De handel en wandel van de NS tijdens de Tweede Wereldoorlog waren immers bepaald niet onbesproken gebleven: het enthousiasme waarmee de Duitse belangen werden gediend – met als dieptepunt uiteraard het vervoer van Joodse mensen naar concentratiekampen – was onthutsend geweest.

De zes gevallenen waren ‘slechts’ gewone mensen, hardwerkende personeelsleden van de Centrale Werkplaats die nauwelijks enige sporen in het stof van de geschiedenis hebben nagelaten. Zo zal men hun namen bijvoorbeeld tevergeefs zoeken in de Encyclopedie van Tilburg (2008). Op internet en in enkele andere bronnen viel er gelukkig wel wat (spaarzaam) biografisch materiaal bij elkaar te sprokkelen. Daarom hier zes biogrammetjes van zes gewone èn bijzondere Tilburgers.

C.J.N.A. Bodden
Cornelis Joannes N.A. Bodden werd geboren op 18 december 1894 in Tilburg. In 1922 woonde hij op het adres Berkdijkschestraat 153 en werkte als smid in D’n Atelier. In 1944 was hij bij datzelfde bedrijf in functie als bankwerker. Hij woonde toen in de Valkenierstraat. Op 26 oktober van dat jaar sloeg het noodlot toe. De Duitsers, op de vlucht voor de aanstormende geallieerden, richtten op het allerlaatste moment grote vernielingen aan. De watertoren werd opgeblazen, de generator van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf en de hoofdleiding bij het Gemeentelijk Gasbedrijf gingen in vlammen op en de telefooncentrale en het spoorwegemplacement werden vernietigd. Bij de verwoesting van het spoorwegemplacement vond Bodden op 49-jarige leeftijd de dood. Een dag later, woensdag 27 oktober 1944, werd Tilburg bevrijd…

A.P. Broos
Adrianus Petrus Broos, op 5 augustus 1894 in de toenmalige gemeente Roosendaal en Nispen geboren, werkte als ‘baas 2e kl.’ (‘onderbaas’ volgens het Adresboek uit 1943) in de Centrale Werkplaats. Hij woonde in de Sumatrastraat. Broos raakte ernstig gewond toen de Werkplaats op 15 september 1944 onder vuur kwam te liggen. Hij overleed krap twee weken later, op 27 september, aan de gevolgen van deze beschieting.


H.A. Buster

Bijzonder triest is wat Henricus Antonius Buster uit de Minister Talsmastraat overkwam. Buster, ketelmaker bij de NS, werd op 9 december 1893 in Tilburg geboren. Op 1 februari 1945 (en niet op 1 december 1945, zoals in de tekst bij de foto wordt gesuggereerd), dus ruimschoots na de bevrijding van Tilburg, kwam hij op 51-jarige leeftijd om het leven door de inslag van een V-1. Niet alleen Buster zelf, ook zijn vrouw (53) en maar liefst zes kinderen in de leeftijd van 15 tot 24 jaar raakten dodelijk gewond. In de periode van 27 oktober 1944 tot en met 30 maart 1945 zouden 37 vliegende bommen (V-1's en V-2's) in Tilburg neerstorten. In totaal lieten daarbij 46 Tilburgers het leven.

H. de Jongh
Hendrik de Jongh, geboren op 6 augustus 1924 en woonachtig in de Tulpstraat, ging in april 1942 als ‘arbeidscontractant’ bij de spoorwegen aan de slag. Enkele maanden later werd hij benoemd tot loopjongen en in december 1943 tot ‘schrijver’. Ongelukkig genoeg gaf hij gehoor aan de oproep van de Duitsers om zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Hij kwam op 19-jarige leeftijd in Leipzig om het leven bij een geallieerd bombardement.

S. Mozes
Salomon Mozes werd geboren op 25 november 1899. Hij woonde met zijn vrouw, twee dochters en pleegkind sinds 1929 op het adres Waterhoefstraat 33. Alle bronnen melden dat Mozes verpleegkundige van beroep was, maar hij werkte in D’n Atelier als verbandmeester. Vrijwel heel het gezin werd in het voorjaar van 1943 gedeporteerd naar Sobibor. Daar kwamen zijn vrouw Kaatje, een van zijn dochters en het pleegzoontje op 11 juni 1943 om het leven. Salomon zelf werd op 16 juli van dat jaar op 43-jarige leeftijd vergast. Alleen dochter Martha wist aan deportatie te ontkomen en overleefde de oorlog.

G.G. Rijkers
Gijsbertus Godefridus Rijkers werd op 14 augustus 1922 in Tilburg geboren. Pas gehuwd woonde hij met zijn jonge vrouw Adriana Maria Johanna van Eijl in de Jasmijnstraat. Gijsbertus werkte in D’n Atelier, maar in welke functie hij de spoorwegen nu precies heeft gediend, wordt niet helemaal duidelijk. Net als Broos raakte ook Rijkers dodelijk gewond bij de beschieting van de Werkplaats op 15 september 1944. Rijkers overleed nog dezelfde dag.


A.W. van Kuyk
In het Centraal Station van Tilburg is nog een andere plaquette te zien, ter gedachtenis aan de gevallene Adrianus W. van Kuyk. Maar helaas ben ik er niet in geslaagd van dit oorlogsslachtoffer nadere informatie terug te vinden, behalve dan de hier afgebeelde summiere tekst. Het spreekt voor zich dat ik mij warm aanbevolen houd voor nadere biografische gegevens, niet alleen over Van Kuyk, maar evenzeer met betrekking tot de mensen die in D’n Atelier hebben gewerkt.

Bronnen
aanhendievielen.fotopic.net
regionaalarchieftilburg.nl
joodsmonument.nl
• Adresboek der gemeente Tilburg 1931
• Adresboek der gemeente Tilburg 1943
• Ad de Beer, Zo maar een stad, Tilburg 1940-1945 (1994)
• Encyclopedie van Tilburg (Uitgeverij Nieuwland, 2008)

maandag 19 april 2010

Dood voorwerp

Mijn oom, eigenaar van een schilders- annex behangersbedrijfje, heeft nooit kunnen bogen op een omvangrijk verzetsverleden, het zij hier met geprangd gemoed vermeld. Toch heeft hij één keer een Feldwebeltje een loer gedraaid. De man in kwestie wilde nieuw behang en had daarvoor een foeilelijk patroon uitgezocht: felrode gedrochten van begonia's. Mijn oom plakte het spul ondersteboven tegen de muur. "Ach, wie schön", sprak het Feldwebeltje verheugd, maar wel met een ondertoontje waarin enig wantrouwen te bespeuren viel, "mein Zimmer ist holländisch tapeziert!"
Daarmee is het verzetsverleden van deze krachtdadige Krekwekdogt wel zo ongeveer geschilderd. De man had dan ook heel wat monden te voeden en werd bovendien terzijde gestaan door een nogal dominante echtgenote. "Dat ga je biechten!", sprak ze zeer beslist. Toen hij pertinent weigerde, schoot ze in haar jas, ijlde naar de kerk en biechtte daar plaatsvervangend de wandaden van haar echtgenoot op. Want behalve overheersend was zij ook nog eens zo fijn als gemalen poppenstront. En pinnig: ze zat op de geldbuidel als een hypochonder op zijn depressies en was maar zelden bereid haar gat te verheffen voor een niet direct noodzakelijke uitgave.

Nee, gemakkelijk heeft mijn oom het niet gehad. Niettemin droeg ik hem op handen. Vier jaar was ik, toen ik voor de eerste keer achter op zijn Solex werd gesjord. Even later tuften we naar Den Bosch, naar stadion De Vliert, thuishaven van het roemruchte BVV. Hij had een lange leren jas aan, door regen en wind aangevreten, maar van een onverwoestbare jaren vijftig-kwaliteit. De hele Vliert zat vol met die jassen en allemaal rookten ze Javaansche Jongens.
Aan de andere kant van de stad werd óók betaald gevoetbald, door Wilhelmina, maar dat was een vereniging voor de heffe des volks. Bovendien speelde Wilhelmina in de tweede klasse B met ploegen als De Baronie, NOAD, Rapid JC en LONGA. Een enigszins beschaafd mens ging daar voor zijn plezier niet naar zitten kijken.

BVV was op die dag in een heroïsche strijd gewikkeld met GVAV, een happening waarvan ik mij niets meer herinner, behalve een vent in het zwart die niet mee mocht doen en daarom mistroostig op een fluitje liep te blazen. Dat hij niet erg getapt was, had ik vlug in de gaten. Telkens als hij floot legden de spelers geërgerd het spel stil en keken boos in zijn richting. Twee keer gaven zij er zelfs volledig de brui aan en liepen massaal het veld af. De eerste keer kon een in allerijl opgetrommelde drumband de gemoederen nog sussen, maar de tweede keer viel er niet meer tegenaan te musiceren: de heren waren definitief verdwenen.
"Dat was de arbiter", vertelde mijn oom op weg naar huis. "Een dood voorwerp volgens de reglementen." Daar was ik even stil van.

Gisteren is hij op 93-jarige leeftijd overleden, stokoud en kuis versleten. Onze Lieve Heer heeft voor deze verzetsheld ongetwijfeld een mooi plaatsje gereserveerd, waarschijnlijk in de nabijheid van een tapkast en in ieder geval ver van de biechtstoel.

zondag 18 april 2010

Voorzitter

Na een tijd vol martelende onzekerheid weten we het nu: Willem II moet het vege lijf via de nacompetitie zien te redden. Da's beroerd voor de club, maar voor mij persoonlijk is het een zegen. Komt er eindelijk een eind aan al die onzalige nachtmerries, al wekenlang, stuk voor stuk met de Tricolores en mezelf in de hoofdrol. Voorbeeld.

Zondagmiddag. Willem II speelt een allesbeslissende thuiswedstrijd. De coach, gezegend met een begenadigd inzicht, heeft mij in de punt van de aanval gezet. Nagezwaaid door echtgenote en kroost fiets ik naar het station van Heusden. Prachtig fietsweer is het, maar toch bekruipt mij een beklemmend gevoel. Wat heeft het voor zin helemaal naar Heusden te fietsen en vervolgens met het boemeltje terug naar Tilburg te sporen? En nu we het toch over het spoor hebben: werd dat fraaie vestingstadje in zijn rijke geschiedenis eigenlijk wel ooit met een station bedacht?
Ik kom uiteindelijk in een naargeestig ogend winkelcentrum terecht. Alle winkels zijn gesloten, want Heusden is nog altijd erg aan zijn zondagsrust gehecht. Godzijdank blijkt één winkel open. Achter de toonbank staat een ongelooflijke zuurpruim met krulspelden, een bochel en een paardengebit. Ze kijkt me vernietigend aan en haalt een kolossaal slagersmes vanonder de toonbank te voorschijn.
"Kunt u me zeggen hoe ik bij het station kom?", vraag ik, terwijl ik net doe of het volkomen normaal is dat zuurpruimen met krulspelden, bochels en paardengebitten joekels van slagersmessen voor de dag halen.
Ze schudt het hoofd.
"De weg naar Tilburg dan?"
"Geen idee."
"Nou, dan bel ik wel een taxi. Kunt u me zeggen hoe deze zaak heet?"
"Stoffenzaak Knierpsjes op het Rolmopsenplein, maar doe geen moeite, de veldwachter komt er al aan."
Even later zit ik in het cachot onder het gemeentehuis. 'Langs de lijn' meldt op de radio dat Willem II na tien minuten al met 0-4 achter staat en dat ik nog steeds spoorloos ben. De technisch directeur heeft al laten weten dat mijn contract wegens wanprestatie op losse schroeven staat.

Wanneer de Heusdense autoriteiten mij eindelijk in vrijheid stellen en ik richting Tilburg spurt om te redden wat er nog te redden valt, blijk ik waarachtig zomaar ineens in een bergetappe verzeild te zijn geraakt. Ik bekleed in het algemeen klassement van de Tour de France een tweede plaats en besluit op de duivelse flanken van de Galibier te demarreren. Mijn benen zijn goed, ik zit perfect in cadans en ransel het fietsje over het plakkend asfalt. Als ik de top gepasseerd ben en het grootste verzet opsteek om aan een striemende afzink te beginnen, rijd ik zonder aanwijsbare reden met een ontzagwekkende vaart de bestuurskamer van Willem II binnen.

"Nam die prijzenkast in jullie gevoelsleven een vooraanstaande plaats in?", vraag ik terwijl ik de vitrine op een hoopje veeg. "Welnee, meneer de voorzitter", klinkt het uit een tiental kelen.
Wat kan een mens toch eng dromen.

zaterdag 10 april 2010

Oude film over D'n Atelier

Eigenlijk heb ik altijd een bloedhekel aan lopen gehad, van kindsbeen af, maar met jeremiades daarover hoefde ik bij mijn moeder niet aan te komen. Dan vertelde zij steevast het verhaal van een man die in de jaren 1910-1955 elke dag vanuit Helvoirt naar zijn werk in Tilburg liep. 's Morgens 17 kilometer heen, 's avonds 17 kilometer terug. Hij vertrok elke ochtend, weer of geen weer, rond een uur of half vier en kwam rond zessen aan, wat derhalve betekende dat hij bepaald stevig doorstapte. Hij was werkzaam bij de Centrale Werkplaats van de Staatsspoorwegen, in de Tilburgse volksmond beter bekend als 'D'n Atelier', een van de meest fascinerende bedrijven die Tilburg rijk is.

De komst van dit prachtbedrijf naar Tilburg was een uitvloeisel van de aanleg van de spoorlijn tussen Breda en Tilburg die in 1863 met de nodige feestelijkheden werd geopend. In latere jaren kwamen andere spoorlijnen van en naar Tilburg tot stand. Dat de Staatsspoorwegen (in 1917 onderdeel geworden van de nieuw opgerichte Nederlandsche Spoorwegen) uitgerekend voor Tilburg als vestigingsplaats hadden gekozen, was overigens alleszins begrijpelijk: Tilburg lag in het zuiden precies in het midden van het beoogde lijnenstelsel en de gemeente, die onmiddellijk extra werkgelegenheid rook, had maar liefst dertien hectare grond bij het nieuwe spoor in de aanbieding. In 1869 opende de werkplaats haar poorten.
Vanaf dat moment is deze exponent van de industrialisatie snel gegroeid. Begonnen met een kleine driehonderd medewerkers telde D'n Atelier begin jaren twintig al meer dan 1500 personeelsleden, onder wie dus ook de wandelaar uit Helvoirt. Vele decennia lang is D'n Atelier veruit de grootste werkgever van Tilburg geweest.
Het bedrijf is nog altijd gesitueerd aan de achterkant van het centraal station, maar ik heb me laten vertellen dat het op enig moment zal verhuizen naar industrieterrein Loven. Want die dertien hectare grond zijn al lang niet meer voldoende.

Stom toeval en puur geluk brachten mij op het spoor van een werkelijk prachtige oude film uit 1928 over D'n Atelier. Ik trof deze beelden aan op de geschiedeniswebsite van de VPRO.
Klik hier om deze film te bekijken.

Er is op internet trouwens sowieso veel audiovisueel materiaal te vinden over Tilburg en de spoorwegen. Er schijnen zelfs filmbeelden te circuleren waarin het fameuze Bels Lijntje centraal staat, maar die beelden heb ik ondanks verwoed zoeken niet kunnen vinden.
Hebt u overigens ook altijd al als machinist via het spoor van Den Bosch naar Tilburg willen reizen? Dan is onderstaande video een aanrader.

zaterdag 3 april 2010

Koomen en De Saedeleer

Morgen, 4 april 2010, is het precies 26 jaar geleden dat sportverslaggever Theo Koomen met hoge snelheid uit de bocht vloog. Vlaming Rik de Saedeleer, van 1924, zal ongetwijfeld een kaarsje opsteken en met weemoed en in stil verdriet terugdenken aan het moment waarop de onheilstijding hem indertijd bereikte. De mannen, ongeëvenaarde fenomenen, hebben elkaar namelijk goed gekend en ten zeerste gewaardeerd.

Als Theo Koomen zich naar de nok van het stadion hees, ging er een feest van herkenning over de tribunes en dat ontlaadde zich binnen enkele seconden in een gescandeerd ‘Theó, Theó’. Koomen, zichtbaar gestreeld, begon dan uitbundig met allebei zijn armen te zwaaien, alsof hij, gesjeesd seminarist als hij was, het voltallige publiek met twee wijwaterkwasten tegelijk wilde zegenen. Dat ging zo door tot de spelers het veld opkwamen en de belangstelling van het publiek voor de eenzame reporter daarboven verflauwde. Hij zegende het stadion dan nog één keer met een weids, allesomvattend gebaar en klom moeizaam verder naar de radiopost.
Koomen vertelde zelden wat er aan de hand was. Hij hield zich uitsluitend bezig met wat er aan de hand zou moeten zijn. En dat was heel wat. Rollertjes werden zo ziedende schoten, onbenullige afzwaaiers boog hij onbekommerd om tot afgekeurde doelpunten. Zonedekking, terughangende spitsen, ruitformaties met de punt naar voren? Dat vond hij tactisch geneuzel. Hij wist trouwens maar vagelijk wat die begrippen precies inhielden. Spanning, dát was zijn geloof, het bloed moest door de aderen stómen.
“Wordt er in Tilburg nog gevoetbald?”, vroeg de presentator van ‘Langs de Lijn’ in Hilversum. “Hòhòhò, jazeker wel, en hoe!”, riep Theo in de microfoon, terwijl wij op de tribune toezagen hoe de ingehuurde harmonie aan haar derde pauzenummer bezig was. De wedstrijd van Koomen duurde tien minuten langer dan die van de arbiter en in die tien minuten aanschouwde hij meer wonderen van techniek dan de samensteller van het voetbalhandboek in zijn simpelheid ooit had kunnen bevroeden.

En toen reed hij zich dood. Op 4 april 1984, 54 jaar slechts. De dood van een adembenemende sprookjesverteller.

De volgende flarden werden in 1986 door Krekwekdogt opgetekend uit de mond van Rik de Saedeleer. Hij deed live verslag van de WK-wedstrijd tussen Bulgarije en Zuid-Korea (1-1) ergens en op enig moment in Mexico. Bij ons was het diep in de nacht en het aantal kijkers alleen daarom al waarschijnlijk uiterst gering. Daar kwam nog bij dat het ging om een pot tussen twee weinig inspirerende voetbaldwergen. Maar De Saedeleer was in een bloedvorm en bood de luttele aan de buis gekluisterde voetballiefhebbers entertainment van het allerhoogste niveau...

“Ook een goedenacht aan alle videorecorders die ingesteld zijn op het goede kanaal. Nummer veertien is meneer No. Weet niet of die iets te maken heeft met de James Bond-films. We zullen zien. Het gaat nu wel heel hard regenen. Dat was Park één naar Park twee. Schòòòt…, tsja, zo’n zevenduizend millimeters naast de staak. In de Koreaanse competitie wordt uitsluitend in het zestienmetergebied op doel geschoten en dan nog moet de keeper de bal tegemoet komen… Het muzikale gedeelte op de tribunes gaat verder, zoals u hoort, maar we zijn wel een heel eind gezakt op de hitlijst. Wéér een schot… Geen krijt aan de pomerans, da's duidelijk. Wie sneuvelt daar? Park één zo te zien. Park één is een speler die graag op wil komen, maar voorlopig zit hij op zijn achterste. In die waterzak zal wel geen tequila zitten, hoewel dat het spel ten goede zou komen. Het gaat nog harder regenen, lijkt het wel, ik zie haast niks. En daar is kennelijk het doelpunt!! Jawel, jawel, maar van wie? Ik heb mijn bril niet op en ik had al gezegd dat de ijle hoogte hier het zicht aantast.”
(Donder).
“Applaus van boven, wel een beetje laat voor dat doelpunt.”
(Donder en bliksem).
“Er komen meer toejuichingen. Het water gutst nu werkelijk aan alle kanten naar beneden. Mijn papieren zijn niet meer te lezen. Ik hoop dat dat nog wel het geval is met mijn bankbiljetten, por favor. Ah, scheidsrechter Diaz kijkt op zijn horloge. Hij heeft dus gelukkig een horloge. Maar hij fluit niet. Nochtans heeft hij ook een fluitje. Nu komen er tot overmaat van ramp steeds meer mensen voor mijn neus staan. Allez, weg jullie, weg, donder op, no Alemana, Belgica!! Wat een sfeer hier. Ah, Diaz fluit. Eindelijk. Dat was dan op papier een zacht eike voor de Bulgaren, maar ze zijn wel al hun tanden kwijt.”

Rik de Saedeleer heeft inmiddels de leeftijd der zeer wijzen bereikt. Hij is 86 en nog altijd bijzonder welbespraakt en lenig van geest. Hij is er zich bovendien zeer van bewust dat hij in het gedeelte van het bos terecht is gekomen waar op gezag van 'boven' wordt gesnoeid en gekapt. De kans dat ze hem over het hoofd zullen zien is helaas verwaarloosbaar: ze zijn er namelijk dol op humoristen.

Naschrift
Op 3 maart 2013 is Rik de Saedeleer in een ziekenhuis in Knokke overleden aan een langdurige, slopende ziekte.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl