zaterdag 1 mei 2010

Dat was dan weer Koninginnedag

De vrije dag laat ik mij lekker aanleunen, maar voor het overige is Koninginnedag aan mij niet besteed. Laat ik het maar meteen op tafel gooien: dat komt omdat ik helemaal niks heb met koningshuizen in het algemeen en de Oranjes in het bijzonder.

Dit minderheidsstandpunt – slechts 16 procent van de Nederlanders prefereert een republiek - baseer ik op twee argumenten.
Het eerste is dat wij niets te kiezen hebben. Wij moeten het ons allemaal maar laten welgevallen. Een falende president kan door de samenleving nog naar huis worden gestuurd, maar met een koning of koningin met ernstige tekortkomingen zitten we tot in lengte van dagen opgescheept. Dat staat, hoe we het ook wenden of keren, volstrekt op gespannen voet met de fundamenten van een ordentelijke democratie. Het tweede argument ligt beklijfd in de geschiedenis van ons koningshuis. Er zijn de laatste jaren enkele wetenschappelijke (maar zeer leesbare) mono- en biografieën geschreven over de Oranjes. En die geven bepaald te denken. Aan koningen en koninginnen met ernstige tekortkomingen geen gebrek.

I, II en III
Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra hebben op basis van ooggetuigenverslagen, memoires en een oneindige hoeveelheid archiefmateriaal een beeld geschetst van de koningen Willem I, II en III. Hun bevindingen zijn onthutsend. Zo onthutsend dat de hele koninklijke familie na publicatie van het boek ‘Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren’ danig van streek is geweest. Hermans en Hooghiemstra hebben de vuile was dan ook uitbundig buiten gehangen. En terecht: de was wàs nu eenmaal buitengewoon vuil en de waarheid moest maar eens worden opgeschreven.

‘Come back kid’ Willem I zat van 1815 tot 1840 op de troon. Hij werd, nadat de vazallen van Napoleon waren verdwenen, op het strand van Scheveningen met het nodige vlagvertoon het land binnengehaald en wat later gekroond tot vorst, hoewel hij er zelf eigenlijk helemaal geen zin in had. Willem zat angstvallig op zijn centen en was vast van plan munt te slaan uit het koningschap. In zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen had hij in dit opzicht een gelijkgestemde ziel getroffen. Na zijn vijfentwintigjarig koningschap bleek hij al met al een godsvermogen bij elkaar te hebben gegraaid ten koste van de samenleving, die berooid achterbleef.

Willem II nam in 1840 het roer over tot zijn overlijden in 1849. Hij vertoefde graag in zijn paleis in Tilburg en was goed bevriend met pastoor (later bisschop) Johannes Zwijsen. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij in onze stad danig zijn sporen heeft nagelaten. Zo zijn hier onder meer een voetbalclub, een stadion, een middelbare school en een straat naar hem vernoemd - de sigaren daarentegen ontlenen hun naam aan stadhouder Willem II (1626-1650), over wie we het ook nog maar eens een keer moeten hebben. Willem II was gehuwd met de Russische Anna Paulowna, nadat hij tot zijn afgrijzen radicaal was afgewezen door de Britse prinses Charlotte, die hem ‘extreem onaantrekkelijk’ vond, vooral vanwege zijn ‘spinnenpoten’. Van Willem II was bekend dat hij regelmatig toegaf aan ‘onnatuurlijke lusten’, ofwel aan zijn voorkeur voor het mannelijk geslacht. Het maakte hem chantabel en er is jarenlang heel wat voor nodig geweest om zijn driften en de kwalijke gevolgen ervan onder het tapijt te vegen. Zijn homofiele geaardheid weerhield hem er niet van bij zijn echtgenote, grootvorstin Anna, vier kinderen te verwekken, onder wie Willem III, wiens troonsbestijging door iedereen met grote vreze tegemoet werd gezien.

En daar was hij dan, Willem III (1849-1890). We kunnen om de hete brij heendraaien, maar dat doen we niet. Willem III was half krankzinnig. Woede-uitbarstingen, waanzinnige hersenschimmen en onberekenbaar gedrag waren kenmerkend voor zijn meer dan veertigjarige koningschap. Hij gaf ooit het bevel om het Binnenhof te belegeren en vervolgens alle ministers te executeren. Het kwam er niet van. En wat te denken van de notitie van oorlogsminister Weitzel waarin hij optekende 'hoe de koning op een balkon in Montreux zijn kamerjas opengooide om zijn geslachtsdelen te tonen aan passagiers van langsvarende boten’ (p. 250)? Er zijn waarachtig heel wat mensen om minder in de petoet gesmeten.

Wilhelmina
Nadat koningin-moeder Emma acht jaar voor haar de honneurs had waargenomen, besteeg de achttienjarige Wilhelmina in 1898 de troon, die zij pas vijftig jaar later af zou staan aan haar dochter Juliana. Uit het prachtige tweedelige werk van Fasseur komt het beeld naar voren van een stoere en standvastige vrouw die graag voor vol wilde worden aangezien in een mannenwereld en die daarin ook slaagde. Dat deed zij in haar eentje, want van haar echtgenoot, de notoire schuinsmarcheerder prins Hendrik, had zij helemaal niks te verwachten. Met name haar rol en houding tijdens de Tweede Wereldoorlog verdienen alle lof: zij was, zo wil het verhaal, in het oorlogskabinet in Londen de enige vent met kloten.
Maar ook Wilhelmina had zo haar deviante, soms zelfs ronduit feodale denkbeelden. Een democraat in hart en nieren was zij bijvoorbeeld beslist niet. Zo speelde zij, gesteund door schoonzoon Bernhard, tijdens de Tweede Wereldoorlog serieus met het plan om na de oorlog het parlement op te heffen en er een absolute monarchie voor in de plaats te stellen.

Juliana

De lezer van Fasseurs ‘Juliana & Bernhard’ wordt geconfronteerd met een slecht huwelijk tussen twee mensen die in tal van opzichten mijlenver van elkaar stonden. Op het gedrag van Bernhard viel heel wat af te dingen, maar de crisis binnen het koningshuis in de jaren vijftig was toch vooral te wijten aan Juliana. De beminnelijke Juliana was er heilig van overtuigd dat haar man Bernhard maar één doel voor ogen had: haar zo lang te treiteren dat zij er letterlijk en figuurlijk gek van zou worden en op basis van een ‘krankzinnigverklaring’ afstand van de troon zou moeten doen. Juliana was makkelijk beïnvloedbaar en omringde zich met verkeerde, soms zelfs kwaadwillende mensen. Zij hield er, gestimuleerd door Greet Hofmans, allerlei pacifistische, esoterisch-religieuze denkbeelden op na en geloofde heilig in de buitenissige ‘doorgevingen’ die Hofmans vanuit hogere sferen ontving en die in voorkomende gevallen ook betrekking hadden op het ‘sociale en staatkundige terrein’. Bernhard gruwde van deze praktijken en werd daarin volmondig gesteund door de Commissie-Beel. Juliana moest bakzeil halen en alle banden verbreken met Hofmans en andere querulanten in haar omgeving. Met haar huwelijk met Bernhard, dat toch al niet erg feestelijk was, is het daarna nooit meer goedgekomen, ook al slaagden zij er perfect in om naar buiten de schone schijn op te houden.

Bernhard
Annejet van der Zijl publiceerde enkele maanden geleden haar monografie over Bernhard. Het boek, dat wegleest als een detective, beschrijft vooral de levenswandel van de prins tot en met de Tweede Wereldoorlog (wat betreft de daaropvolgende periode had Fasseur het gras al voor de voeten van Van der Zijl weggemaaid).
De conclusies van Van der Zijl zijn stevig en overtuigend. Zo blijkt Bernhard altijd pathetisch gelogen te hebben over zijn nazi-verleden: hij is wel degelijk en uit volle overtuiging in 1933 toegetreden tot de NSDAP en de SA. In Berlijn liet hij zich hiertoe onder meer een Hugo Boss SA-uniform aanmeten.
Het moederskindje Bernhard kwam uit een milieu waarin werken een vies woord was. Zijn omgeving – en hijzelf ook – was ervan overtuigd dat sommigen, onder wie uiteraard zijn familie, nu eenmaal geboren waren om te heersen en van het leven te genieten en dat alle anderen de status van nederig werkvolk nooit zouden ontstijgen. Maar voor zo’n levenshouding was familiekapitaal nodig en daaraan begon het de familie na de Eerste Wereldoorlog danig te ontbreken. Daarom ging Bernhard op zoek naar een steenrijke vrouw en belandde zo in Nederland, bij Wilhelmina en haar ongehuwde dochter Juliana. Het werd in 1936 van zijn kant een huwelijk uit pure berekening. Van liefde was geen sprake. Hij had haar geld nodig om prettig te kunnen leven. Annejet van der Zijl in NRC Weekblad: “Zo zag hij het leven: als een jongensboek. Hij is nooit echt volwassen geworden. Hij heeft nooit voor een gezin hoeven zorgen en werd al jong naar de mond gepraat. Hij was niet de oorlogsheld, maar ook zeker niet de geraffineerde spion die sommigen in hem zagen. Hij wilde gewoon een leuke tijd hebben. Dat is eigenlijk het hele verhaal.”

En daarom, waarde lezer, heb ik niks met de Oranjes. Helemaal niks.

Bronnen

• Cees Fasseur, Wilhelmina de jonge koningin, deel I, 2e druk. Uitgeverij Olympus, Amsterdam 2003;
• Cees Fasseur, Wilhelmina krijgshaftig in een vormeloze jas, deel II, 4e druk. Uitgeverij Olympus, Amsterdam 2003;
• Cees Fasseur, Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk. De jaren 1936-1956. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2008;
• Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra, ‘Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren.’ Ooggetuigen van de koningen van Nederland, 1813-1890. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2008;
• Daniela Hooghiemstra, ‘Bernhard wilde in zijn eigen mythe geloven’. Interview met Annejet van der Zijl in NRC Weekblad 13-19 maart 2010;
• Annejet van der Zijl, Bernhard. Een verborgen geschiedenis. Uitgeverij Querido, Amsterdam 2010.

2 opmerkingen:

  1. Je hebt er wel wat aan overgehouden: een kleurrijk en leesbaar relaas :) Leuk!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je. Zo zie je maar weer: elk nadeel heeft zijn voordeel.

    BeantwoordenVerwijderen