donderdag 9 september 2010

‘Besjònkele’

Het gaat hard in mijn familie en omgeving. De een na de ander verlaat dit ondermaanse. Tijdens al die uitvaartdiensten en koffietafels besef je steeds meer dat je, naarmate je ouder wordt, zelf ook almaar dichter in de buurt komt van het deel van het bos waar wordt gekapt. En dan ben je, op enig moment, zelf aan de beurt en ga je er vantussen in de hoop dat de achterblijvers af en toe nog eens aan je denken. Op 2 november, Allerzielen, ben ik daarom van de partij. Dan wil ik al die mensen die zomaar ineens uit mijn leven zijn weggetrokken niet teleurstellen. Ik ben ze niet vergeten.

De dag ervoor, op 1 november, herdenken katholieken hun heiligen, voor onze voorouders en ouders een plechtige aangelegenheid. Hun leven was doordrenkt van heiligen en hun voorspraak. Antonius van Padua werd bijvoorbeeld aangeroepen als men iets kwijt was, Sint Jozef voor een zalige dood en Moeder Maria voor al het menselijk leed. Honderden heiligen werden aanbeden. Nog altijd trouwens: zo viel onlangs te lezen dat ene Isidorus van Sevilla is uitgeroepen tot patroonheilige van het internet, omdat hij zo’n 1500 jaar geleden als een der eersten een encyclopedie heeft geschreven waarin vrijwel alle toenmalige kennis verzameld was.
Heiligen namen in het vaak armoedige en zware leven van alledag dus een vooraanstaande plaats in, maar aan de andere kant eigenlijk ook weer niet. Hun kostje was namelijk volgens het katholieke geloof van toen al lang en breed gekocht: zij zaten hoog en droog bij Onze Lieve Heer in de hemel. Zo verwoordden ze het natuurlijk niet, onze vaders, moeders en voorouders, maar zo dachten ze er stiekem wel over. Want ze wisten dat de zaken voor gewone stervelingen helemaal anders lagen: die hadden nog een allemachtig lange weg te gaan voordat zij zich bij Petrus mochten melden. Daarom was voor hen Allerzielen veel belangrijker.

Vagevuur
Allerzielen stond (en staat) dus in het teken van de overledenen. Daar kwam heel wat bij kijken. Enkele dagen tevoren al togen de gelovigen met emmers water, groene zeep, bezems, borstels, winterharde planten en bolchrysanten naar het kerkhof. Bij terugkomst werden pannenkoeken gebakken en bij een borrel herinneringen opgehaald.
Het echte werk werd echter bewaard voor de dag zelf. Allerzielen was namelijk bij uitstek de dag om ervoor te zorgen dat de zielen van de stervelingen in het vagevuur zo snel mogelijk aan de hemelpoort mochten aankloppen. Dat heeft in onze contreien tot een boeiend fenomeen geleid, het zogenoemde ‘besjònkele’, oftewel het verdienen van ‘volle aflaten’. Elk nieuw kerkbezoek op Allerzielen betekende een nieuwe aflaat en bracht de overledene een stapje dichter bij de hemel, mits in de kerk zes Onzevaders, zes Weesgegroetjes en één schietgebed werden gebeden. Het moet een bijzonder schouwspel zijn geweest: honderden gelovigen die de kerk instormden, in hoog tempo al die gebeden afwerkten, vliegensvlug de kerk verlieten – natuurlijk niet zonder nog even bij het wijwatervat een kruisje te hebben gemaakt – en meteen weer de kerk insnelden voor de volgende aflaat.

Zo doen wij het niet meer tegenwoordig. Niks volle aflaten. Gewoon meteen voluit en vol overgave aan de borrel.

Reacties via onderstaande servicebalk of e-mailen naar krekwekdogt@hotmail.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten