zondag 18 april 2010

Voorzitter

Na een tijd vol martelende onzekerheid weten we het nu: Willem II moet het vege lijf via de nacompetitie zien te redden. Da's beroerd voor de club, maar voor mij persoonlijk is het een zegen. Komt er eindelijk een eind aan al die onzalige nachtmerries, al wekenlang, stuk voor stuk met de Tricolores en mezelf in de hoofdrol. Voorbeeld.

Zondagmiddag. Willem II speelt een allesbeslissende thuiswedstrijd. De coach, gezegend met een begenadigd inzicht, heeft mij in de punt van de aanval gezet. Nagezwaaid door echtgenote en kroost fiets ik naar het station van Heusden. Prachtig fietsweer is het, maar toch bekruipt mij een beklemmend gevoel. Wat heeft het voor zin helemaal naar Heusden te fietsen en vervolgens met het boemeltje terug naar Tilburg te sporen? En nu we het toch over het spoor hebben: werd dat fraaie vestingstadje in zijn rijke geschiedenis eigenlijk wel ooit met een station bedacht?
Ik kom uiteindelijk in een naargeestig ogend winkelcentrum terecht. Alle winkels zijn gesloten, want Heusden is nog altijd erg aan zijn zondagsrust gehecht. Godzijdank blijkt één winkel open. Achter de toonbank staat een ongelooflijke zuurpruim met krulspelden, een bochel en een paardengebit. Ze kijkt me vernietigend aan en haalt een kolossaal slagersmes vanonder de toonbank te voorschijn.
"Kunt u me zeggen hoe ik bij het station kom?", vraag ik, terwijl ik net doe of het volkomen normaal is dat zuurpruimen met krulspelden, bochels en paardengebitten joekels van slagersmessen voor de dag halen.
Ze schudt het hoofd.
"De weg naar Tilburg dan?"
"Geen idee."
"Nou, dan bel ik wel een taxi. Kunt u me zeggen hoe deze zaak heet?"
"Stoffenzaak Knierpsjes op het Rolmopsenplein, maar doe geen moeite, de veldwachter komt er al aan."
Even later zit ik in het cachot onder het gemeentehuis. 'Langs de lijn' meldt op de radio dat Willem II na tien minuten al met 0-4 achter staat en dat ik nog steeds spoorloos ben. De technisch directeur heeft al laten weten dat mijn contract wegens wanprestatie op losse schroeven staat.

Wanneer de Heusdense autoriteiten mij eindelijk in vrijheid stellen en ik richting Tilburg spurt om te redden wat er nog te redden valt, blijk ik waarachtig zomaar ineens in een bergetappe verzeild te zijn geraakt. Ik bekleed in het algemeen klassement van de Tour de France een tweede plaats en besluit op de duivelse flanken van de Galibier te demarreren. Mijn benen zijn goed, ik zit perfect in cadans en ransel het fietsje over het plakkend asfalt. Als ik de top gepasseerd ben en het grootste verzet opsteek om aan een striemende afzink te beginnen, rijd ik zonder aanwijsbare reden met een ontzagwekkende vaart de bestuurskamer van Willem II binnen.

"Nam die prijzenkast in jullie gevoelsleven een vooraanstaande plaats in?", vraag ik terwijl ik de vitrine op een hoopje veeg. "Welnee, meneer de voorzitter", klinkt het uit een tiental kelen.
Wat kan een mens toch eng dromen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten