zaterdag 21 november 2009

Dromen

Mijn nachtrust wordt op gezette tijden – maar vooral na een copieuze en rijkelijk van hoogwaardig vocht voorziene maaltijd - verstoord door bizarre nachtmerries. Soms zijn ze het uitvloeisel van het onheil dat over mijn arme hoofd is of, zo valt te vrezen, nog zal worden uitgestort, andere keren gaat het om variaties op een paar steeds terugkerende thema’s. Mijn verzetsactiviteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld.

Herfst 1944. Het is middernacht. Ik zit weggekropen achter de grootste grafsteen die op het kerkhof te vinden is:

Hier rust Lodewijk Heesbeen
In leven hoofdonderwijzer
Geboren te Nieuwkuijk 11-11-1868
Overleden te Helvoirt 26-9-1934
Requiescat in Pace


“Ik wil mijn fiets terug!”, schreeuw ik, over de rand van de grafsteen spiedend. Prompt barst een oorverdovend geknetter van honderden mitrailleurs los. Heel het kerkhof is vergeven van de Duitsers en ze hebben het allemaal op mij gemunt. Al met al bepaaldelijk een ongerieflijke situatie en van Lodewijk heb ik, zo fluisteren bange voorgevoelens mij in, ook niet al te veel bijstand te verwachten.
Gelukkig beschik ik over een bijzondere eigenschap, die ik overigens alleen in diepe rust tussen de lakens pleeg te etaleren: ik kan vliegen. Langzaam begin ik met mijn armen te klapwieken en stijg vanachter de zerk in volle waardigheid op, nagestaard door een legioen verbouwereerde Duitsers die getuige denken te zijn van de wonderbaarlijke wederopstanding van de ouwe heer Heesbeen. Steeds sneller en badend in het zweet wiek ik richting kerktoren, maar het noodlot keert zich tegen mij. Het gros van die vervloekte moffen blijkt namelijk van de ergste schrik bekomen: kennelijk is het besef doorgebroken dat een dooie hoofdonderwijzer helemaal niet kan vliegen. Het schorriemorrie maakt dan ook aanstalten om mij ‘auf der Flucht zu erschiessen’.

Als de eerste kogels om mijn oren fluiten maakt mijn lieftallige echtgenote me wakker. “Zeker weer aan het vliegen?” Ik knik. “Als je je nu insmeert”, gaat ze verder, want ze kent haar pappenheimer, “dan heb je morgenochtend niet zo’n spierpijn”.
Ik sla haar advies in de wind, draai me om en sta dan ineens op badslippers en voor de rest volstrekt, maar dan ook helemaal en werkelijk volkomen poedelnaakt in de vertrekhal van Schiphol. Ik kan de lezer melden dat dit toch een unheimlich gevoel geeft. En praktisch is het ook al niet, zo blijkt als ik me in mijn blote kont bij de paspoortcontrole meld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten