Vanmorgen ging ik in alle rust - het werk loopt niet weg - met een dubbele espresso in de ene en een boterham met kaas in de andere hand op mijn bureaustoel zitten. “Pring!!”, hoorde ik. Het was een onheilspellend noodsignaal. Inspectie bevestigde wat ik eigenlijk al wist: mijn gulp had het begeven. Onherstelbaar, met nog geen 20 sluitspelden dicht te krijgen. Wat te doen? De hele dag met de benen over elkaar de vermoorde onschuld spelen? En als ik zo nodig moest of behoefte aan koffie had – wat ik als rasechte Brabander doorlopend heb - als een schaduw in de nacht naar het toilet of espresso-uitgiftepunt trachten te sluipen?
Ik besloot de rest van de dag thuis te werken. De treinreis terug naar Tilburg zou ik ook nog wel doorkomen, als ik maar netjes en devoot bleef zitten, met de handen gevouwen in mijn schoot en met de Volkskrant als alternatief onder handbereik voor het geval de conducteur mijn kaartje wilde zien. Want als ik ergens geen behoefte aan had, dan was het aan wisecracks van het kaliber “meneer, let op uw garagedeur” of “zit uw parkiet niet op de tocht?” of “kom, laat ik ome Jan eens een handje geven” of “gaat u de piepers afgieten?” of ”op weg naar een begrafenis, zie ik”. Ik had ze allemaal in alle mogelijke variaties al eens gehoord, inclusief de Brabantse zoals "hij verwacht zijn duiven" of "de Poppelse hèrmenie".
Hoewel het aantal wereldwijd in de miljarden loopt, is het fenomeen ‘gulp’ - de 'veurbroek' zeiden ze vroeger bij ons in de buurt - om een of andere reden altijd sterk onderbelicht gebleven. Via internet vallen maar enkele aardige wetenswaardigheden te achterhalen. De gevleugelde zegswijze bijvoorbeeld die in de bezettingstijd erg populair werd: “Geen knoop van mijn gulp voor de Winterhulp!” Of dat de oude Romeinen elkaar waarschuwden voor een open gulp met de uitspraak “Braccae tuae aperiuntur”. Dat laatste historische weetje slaat uiteraard als een tang op een varken: de Romeinen droegen geen broeken, laat staan broeken met gulpen. Die raakten pas halverwege de negentiende eeuw onder militairen in zwang. Dat waren gulpen met knoopjes. Het patent op de ‘ritsgulp’ werd een halve eeuw later, in 1893, ingediend door de Amerikaan Whitcomb Judson. Hij gaf het ding de naam ‘Clasp Locker’ mee.
“Uw plaatsbewijs alstublieft.” Da's toch schrikken, zo ineens een conducteur vanuit het niets. Ik greep onmiddellijk naar mijn portemonnee en vergat de Volkskrant. “In orde”, zei hij. En na een lichte aarzeling: “Meneer, de Franse kerk staat open.”
Die kende ik nog niet.
Krekwekdogt woont in 'de schôônste stad van et laand' volgens de autochtonen en een verzameling rampspoed volgens vrijwel ieder ander. Hij schrijft over Brabant, de toestand in de wereld, heden en verleden, dammen en schaken, politiek, literatuur, Willem II (koning, voetbalclub en de sigaren), het dorp Helvoirt waarin hij is opgegroeid en wat er zoal nog meer op zijn weg komt. En dat allemaal vanuit de schôônste stad van et laand, waar ze nog weten hoe het leven geleefd moet worden.
vrijdag 20 november 2009
Gulp
Labels:
Clasp locker,
Gulp,
Judson W.,
Poppelse hèrmenie,
ritsgulp,
Tilburg,
treinreis,
Volkskrant,
Winterhulp
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten