zaterdag 21 november 2009

Moeilijke tijden

De beroerde omstandigheden waarin Willem II verkeert moeten even worden weggespoeld. Daarom leg ik aan bij ‘Het Dorstige Paard’, het café van de trouwste aanhangster van de Tricolores.
Mien Feijen heet ze en ze is in het bezit van een gezegende leeftijd. De jaren beginnen dan ook zichtbaar hun tol te eisen, maar als ze te maken krijgt met barbaren die in hun lamlendigheid zo diep gezonken zijn dat ze zich schaamteloos scharen achter het vaandel van PSV of RKC, ja, dan ontbrandt in haar weer een heilig vuur. “Ze moeten niet wagen me hier te komen condoleren als m'n jongens weer eens verloren hebben. Dat gezever, daar kan ik niet tegen. Dan jaag ik ze de kroeg uit en ze gaan nog ook!" Lacht smakelijk.
Naast me bestijgt een gezette Tilburger moeizaam een kruk en laat een jonge klare aanrukken. Hij nipt voorzichtig, buigt zich in mijn richting en zegt: “Elk jaar krijg ik van mijn zoon een seizoenkaart. Je wilt zo’n jongen niet teleurstellen, dus gaat opa, verdomd als het niet waar is, af en toe nog kijken ook. Maar soms denk ik wel eens dat ze me zo vlug mogelijk achter de beuken heg willen hebben. Stuur die ouwe maar naar Willem II. Kan hij met zijn reumatiek lekker uitwaaien.”
Willem II is haar met de paplepel ingegeven. Haar vader diende de club als suppoost en zij ging mee, van kindsbeen af. Heeft zeventig jaar lang geen wedstrijd gemist. “Ho even, ho even, nou lieg ik. Die cupwedstrijd bijna vijftig jaar geleden in Manchester, daar mocht ik niet naar toe van mijn man. Een schat, nooit over te klagen gehad, maar een paar dagen alleen naar het buitenland, nee, dat ging niet door, dat kreeg ik niet verkocht. God hebbe zijn ziel.”
“D’r zit geen pit meer in die mannen”, mengt opa zich in het gesprek. “In mijn tijd werd er tenminste nog écht gevoetbald. Drie gebroken poten per pot was niks bijzonders. Bloed aan de paal, zo dachten wij erover. En de scheidsrechters ook. Die staken pas een vingertje op als je de halve spelersbus het ziekenhuis had ingeschopt. ‘Heren, heren, denk aan de zondagsrust’, zeiden ze dan, want we voetbalden uiteraard in katholiek verband. Voor de wedstrijd kregen wij de communie uitgereikt, nou vreten ze biéfstukken.” Hij zet het borreltje aan zijn mond en wipt de inhoud met een geroutineerde knik naar binnen. “Je wilt zo’n jongen niet teleurstellen, ook al is hij met een etter getrouwd. Vorige week zou ik daar een hapje meeëten. Laat ik eerst maar eens een fatsoenlijke bodem leggen, dacht ik. Nou liep het wat uit de hand, maar ik had de zaken nog redelijk op orde en ik was nog zo christelijk om haar even te bellen. Ik zeg, schat, staat de Bokma koud? Weet je wat ze toen zei? Ja, zei ze, en je vreten ook! Eigenwijs, hè, die jongen van me, moest en zou haar hebben.” Heft zijn glaasje. “Doe nog maar eens vol. Daar kun je beter van piesen dan van een korstje brood.”

Mien Feijen maakt moeilijke tijden door. De laatste maanden krijgt ze week in week uit condoléances naar haar hoofd geslingerd. Ze staan met de rug tegen de muur, haar jongens. Zelf moet ze trouwens ook oppassen, want ze heeft tien weddenschappen van 25 euro uitstaan dat Willem II het redt. Maar dan zal het uit moeten zijn met dat lieve gedoe op het veld. “Wat koop je daar nou voor? Er moet geknokt worden. Gewerkt, gewerkt en gedomme nog eens gewerkt.”
Pieter, ook een rechtgeaard supporter, schuift aan. Heeft een tragisch verhaal te melden. “Jarenlang heb ik een Willem II-vulpen gehad. Dat was nog een erfstuk. Op een gegeven moment ben ik de dop verloren. Ik heb toen de rest ook maar weggedonderd.”
“Hoe zit het met mijn borrel?”, vraagt opa.
“Als Willem II degradeert”, zegt Mien, “stort mijn hele wereld in. Een ramp zou het zijn. Eerste divisie? Ik lig er ’s nachts wakker van, dat mag je gerust weten. Ik heb eergisteren in de Hasseltse Kapel een compleet rozenhoedje weggepreveld, de verf van het Mariabeeld afgebeden en voor vijf euro kaarsjes opgestoken. Zo’n goed elftal, dat kan toch helemaal niet?”
“Goed elftal?”, roept opa. “Zachte eikes zijn het!”
“Laat ik nou een tijdje later de dop terugvinden”, grinnikt Pieter.

Als ik naar buiten loop, schalt haar stem door ‘Het Dorstige Paard’.
“Volgende week drie punten, denk eraan!”
We denken eraan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten