vrijdag 20 november 2009

Viezerik

Sommige mensen zijn behept met een ziekelijke nieuwsgierigheid. Een gaaf exemplaar schurkte zich een paar weken geleden op perron 5 tegen me aan. Hij zal een jaar of tachtig zijn geweest en ging gehuld in de lucht die je doorgaans tegemoet komt als je een kroeg binnenstapt.

“Mot jij ook naar Utrecht?”
“Kennen wij elkaar?”
“Mot dat dan? Lekker gewerkt vandaag?”
“Ja.”
Hij kwam nog dichter bij me staan. Onmiskenbaar de geur van ouwe klare en een goedkope sigaar.
“Waarmee verdien je de kost?”
“Ik zit in de communicatie”, hoorde ik mezelf antwoorden, terwijl ik me afvroeg hoe lang het zou duren voordat hij met de vraag zou komen die alle Nederlanders schijnt bezig te houden. Ik werd op mijn wenken bediend.
“Schuift dat nog aardig?”
“Twee ton”, zei ik ver boven mijn macht.
“Allemachtig”. Hij deinsde zichtbaar onthutst een metertje terug, maar herpakte zich wonderbaarlijk snel.
“Kijk maar uit dat ze jou niet ophokken!” Zijn krakende lach deed me denken aan het gekras van een zieke kraai.
“Maar mot je nou naar Utrecht of niet?”
“Ik ga naar huis.”
“Daar staat je vrouw al klaar?”
Even oppassen, besefte ik, voor je het weet neemt het gesprek een scabreuze wending.
“Ik denk dat we eerst gaan eten”, antwoordde ik tactisch.
“Oh. En wat schaft de pot?”
“Erwtensoep.”
Hij trok zijn neus op. “Verder niks? Je krijgt toch wel wat meer met al je geld?”
“Tuinbonen met mosterd.”
Hij kreunde van afgrijzen.
“Aardappelpuree, flink wat vette jus, pannetje uitgebakken spek en…”

Ik kon me de moeite besparen. Hij had zich al uit de voeten gemaakt. Twintig meter verderop zette hij zijn handen aan zijn mond en galmde over het perron: “Ga maar lekker alleen naar Utrecht, viezerik!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten