vrijdag 20 november 2009

Jaap

Van de week was hij weer op televisie. Jaap, ónze Jaap. Hij becommentarieerde een vriendschappelijke pot van Oranje. Het was allemaal niet best geweest, vertelde Jaap. En er was nog een hoop werk aan de winkel. Tot die conclusie waren wij, een slordige anderhalf miljoen kijkers, ook al gekomen, zij het dat we daarvoor geen vorstelijke tegemoetkoming hadden ontvangen. Altijd al een handige jongen geweest, die Jaap. Hoewel, altijd is wellicht wat sterk aangezet.

Even terug naar Amsterdam, eind oktober 2007. Zijn lichaam wilde niet meer, zei hij, en ook tussen de oren knaagde het al enige tijd. Jaap Stam gaf er de brui aan en trok zich terug uit de wereld van het warrige profvoetbal.
Mijn gedachten gingen terug naar een vroege zomerdag in 1995. Op die dag had coach Theo de Jong de pers naar de Goirleseweg verordonneerd. Willem II had wat aankopen gedaan en die werden die middag gepresenteerd: ene Sami Hyypiä, ene Henri van der Vegt en ene Jaap Stam. Het gemor in de Tilburgse dreven en ver daarbuiten was niet van de lucht. Wat moesten we in godsnaam met die Fin en dat rare stel uit Kampen? Wat moesten we met twee boeren en een tweebenige ijspegel?
Nooit heb ik een collectief wantrouwen zo snel weer zien verdwijnen. Vergeleken bij het centrale verdedigingsblok Hyypiä en Stam was dat andere vermaarde verdedigende stelletje in de vaderlandse voetbalgeschiedenis, Israel en Lazeroms bij Feyenoord, een bang uitgevallen kleuterklasje.
De aanstaande van Stam was er ook. Ellis heette ze. Ze was in het bezit van een veel te grote handtas en zag eruit of ze ‘s morgens nog veertig koeien had gemolken. Jaap was trots op zijn Ellis, ze waren tijdens de presentatie onafscheidelijk en hielden het hele uur onafgebroken elkaars handen vast.

Nog voor de winterstop was Stam alweer vertrokken, naar PSV. Daarna heb ik hem in zijn verdere verovering van de voetbalwereld langzaam maar zeker zien veranderen van een bescheiden, keurig gekapte boerenzoon in een zo op het oog duivels monster. De haren gingen eraf, een ordeloos sikje kwam erbij en als finishing touch liet Jaap een enorme tatoeage aanbrengen op zijn schouder. Het effect was angstaanjagend: voor zo'n ontspoorde kolos gingen spitsen maar al te graag een stapje opzij.

We hebben in 2007 kortom afscheid genomen van een fenomeen wiens carrière in het stadion van Willem II is begonnen. Op ónze sprieten heeft hij zich in de kijker gespeeld. Maar daarvan was op het moment waarop Theo de Jong zijn aanwinsten presenteerde nog geen sprake. Toen ik zijn aanstaande vroeg wat zij ervan vond dat Jaap in Tilburg aan de slag ging, antwoordde ze diplomatiek: “Jaap heeft er zin in.” Jaap glimlachte en kneep liefdevol in haar hand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten