maandag 30 november 2009

Etiquette in Peking

Sinds China aan een razendsnelle economische opmars is begonnen, zijn ook spoedcursussen ‘Chinese Cultuur & Etiquette’ booming business. Dat mag geen wonder heten, want het Chinese volk is zeer talrijk, zeer trots en zeer eigenzinnig en het immense Chinese Rijk een onmetelijk vat vol mysteries en ongelooflijke tegenstellingen.

Als de reiziger uit het vliegtuig stapt en met roltrappen afdaalt naar de aankomsthal, staat hij ineens oog in oog met een enorme muurschildering: een tempel, engelen en een witte duif in een gouden cirkel. Hij betreedt, zo moet hij op gezag van de autoriteiten weten, het Hemelse Rijk. Van deze spirituele boodschap blijft echter helemaal niets over als hij een paar stappen buiten het luchthavengebouw heeft gezet. Hij staat dan midden in een gigantische verkeerschaos: een onafzienbaar leger fietsers, zwaarbeladen riksja’s, bussen, vrachtwagens, taxi’s (tienduizenden Hyundais Elantra) en auto’s krioelen door elkaar heen. Zo op het oog heerst er in het verkeer een volstrekte bandeloosheid, maar bij een meer dan oppervlakkige waarneming houdt deze gedachte geen stand. In werkelijkheid gebeurt er nooit iets ernstigs dankzij het gezapige tempo en het heilig geloof van de Pekinees in twee gouden regels: het grootste voertuig heeft voorrang en anders het snelste.

Voordat de vermoeide reiziger zich in dit wespennest waagt, dient eerst een andere klus te worden geklaard, want het toiletteren in vliegtuigen vereist een behendigheid die niet voor iedereen is weggelegd. Zo schoon als de Pekinese wegen en gebouwen zijn – zwerfafval bijvoorbeeld is sedert de Olympische Spelen in 2008 een onbekend fenomeen – zo smerig zijn in het algemeen de openbare toiletten. In de hotels valt op de ‘kleinste kamertjes’ meestal niets aan te merken, maar elders blijken zij maar al te vaak nauwelijks het niveau van het spreekwoordelijke gat in de grond te ontstijgen. Vermakelijk, maar soms erg lastig is de ingeroeste onhebbelijkheid van de Chinees om de rol toiletpapier buiten het toilet te hangen. Ronduit charmant, maar nog lastiger, is de gewoonte van heel veel Chinezen om de deur van het toilet niet op slot te doen – als er al deuren zijn - en om gezellig met elkaar te kouten, terwijl zij zich op een rijtje gezeten op hun dooie gemak ontlasten. Met name de wat oudere Chinese dames onderwerpen zich met genoegen aan dit collectieve, dampige gereutel.

Hoog tijd voor de inwendige mens, in de vorm van bijvoorbeeld een Maotai, een onschuldig ogend rijstwijntje dat in een borrelglaasje wordt geserveerd en dat in één teug naar binnen moet worden gegooid. Natuurlijk gehoorzaamt de reiziger aan ’s lands mores, ook al moet hij het bekopen met een plotselinge hartverzakking omdat het rijstwijntje voor een slordige 65 procent uit pure alcohol bestaat. Mineraalwatertje om de keel te blussen? Hou er in dat geval rekening mee dat het naar alle waarschijnlijkheid aangereikt wordt in de vorm van een fles van anderhalve liter. Verrassend genoeg veel goedkoper dan mineraalwater is het lokale bier, schitterend van smaak en net als water alleen maar verkrijgbaar in verpakkingen voor de grote dorst: de kleinste fles heeft een inhoud van driekwart liter.

Rond het eten is in China in de loop der eeuwen een omvangrijke, bijzondere cultuur opgebouwd. De Chinees is een lekkerbek en houdt van vaak, lang en veel eten, een béétje diner kent zo’n twaalf gangen en gerenommeerde restaurants zijn zonder scrupules gewoon 24 uur per dag open. Maar wat de Chinees lekker vindt, hoeft niet noodzakelijkerwijs ook bij de westerling in de smaak te vallen. Alles wat loopt, vliegt, kruipt en zwemt vindt zijn of haar einde in de wok, zo wordt beweerd, en slachtafval is een vrijwel onbekend fenomeen: mits feestelijk bereid zijn ingewanden kennelijk zeer smakelijk en kippenpootjes (de klauwtjes, compleet met nageltjes), krokant opgebakken in een deegje, mogen zich in een flinke populariteit verheugen. Wie wat lamsvlees bestelt, zou best wel eens een geroosterd lam uitgeserveerd kunnen krijgen, compleet met kop, ogen en tong. En als de reiziger alles gehad denkt te hebben, komt de soep.
In Peking aanschuiven aan een diner betekent eten met eetstokjes. Andere dingen doen met deze stokjes beschouwt de Chinees als een belediging. Ermee ‘drummen’ op tafel, ermee wijzen of ze rechtop zetten in een gerecht valt in verkeerde aarde. Ook knippen met de vingers, fluiten en het laten zien van je schoenzolen zullen niet in dank worden afgenomen.
De manier waarop Chinezen dan laten merken zich beledigd te voelen, is overigens opmerkelijk. Zij grinniken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten